“Is mijn span aan het ploegen,
zoals ik dat ooit deed
en hoor je het gareel klingelen
gelijk vóór ik overleed?”
Ja, de paarden stampen fier
het gareel klinkt naar hun zwoegen
geen verandering, al lig jij nu onder
het land dat je nooit meer zult ploegen
“En wordt er nog gevoetbald
in het veldje langs de sloot
gaan de jongens nog spelen
ook al ben ik nu dood”
Ja, de bal vliegt nog rond,
de jongens spelen met gevoel
Het doel staat nog fier overeind,
de keeper staat op doel
“Is mijn meisje gelukkig
dat ik moest achterlaten
En is ze ’s avonds uitgehuild
kan ze alles wel loslaten?”
Ja, ze ligt heel rustig,
ze huilt niet maar ze lacht:
ze is best heel tevreden
wees maar stil jongen, rust zacht.
“Is mijn vriend gezond
nu ik ben weggekwijnd
En heeft –ie om te slapen
een beter bed dan ik op het eind?”
Ja, vriend, ik lig heel lekker,
perfecte harmonie;
Ik troost het liefje van een dode,
maar vraag me nooit van wie.