Apri le luci e mira il mio costante affetto.
Per te il mio cor sospira e non l’intendi ancor.
E in tacita favella co’ soli miei sospiri, ti scopro,
oh dio, la bella fiamma che m’arde il cor.
Open je ogen, zie mijn voortdurende smachten.
Mijn hart zucht naar jou, nog blind voor mijn smart.
En alleen zwijgend en zuchtend toon ik jou, in het wachten,
de vurige vlam die -o god- brandt in mijn hart.