The turtle dove

Ralph Vaughan Williams

The turtle dove

Fare you well, my dear, I must be gone,
And leave you for a while;
If I roam away I’ll come back again,
Though I roam ten thousand miles, my dear,
Though I roam ten thousand miles.

So fair thou art, my bonny lass,
So deep in love am I;
But I never will prove false to the bonny lass I love,
Till the stars fall from the sky, my dear,
Till the stars fall from the sky.

The sea will never run dry, my dear,
Nor the rocks melt with the sun,
But I never will prove false to the bonny lass I love,
Till all these things be done, my dear,
Till all these things be done.

O yonder doth sit that little turtle dove,
He doth sit on yonder high tree,
A-making a moan for the loss of his love,
As I will do for thee, my dear,
As I will do for thee.

De tortelduif

Het ga je goed, mijn lief, ik moet nu gaan,
en jou verlaten voor een korte wijl;
al ga ik weg ik kom weer terug,
al dwaal ik tienduizend mijl, mijn lief,
al dwaal ik tienduizend mijl.

Zo schoon ben jij, mijn mooie meisje,
zo zwaar verliefd ik zucht;
nooit zal ik mijn mooie geliefde meisje bedriegen,
voordat de sterren vallen uit de lucht, mijn lief,
voordat de sterren vallen uit de lucht.

De zee zal nooit droogvallen, mijn lief,
en de rotsen zullen nooit smelten door de zon,
nooit zal ik mijn mooie geliefde meisje bedriegen,
voordat dit alles gebeuren kon, mijn lief,
voordat dit alles gebeuren kon.

O daarginds zit die tortelduif,
hij zit op gindse boom zo trouw,
te treuren om het gemis van zijn lief,
net als ik zal doen om jou, mijn lief,
net als ik zal doen om jou.

Is my team ploughing?

Alfred Edward Housman / George Butterworth

Is my team ploughing?

“Is my team ploughing
That I was used to drive
And hear the harness jingle
When I was man alive?”

Ay, the horses trample
The harness jingles now;
No change though you lie under
The land you used to plough

“Is football playing
Along the river-shore
With lads to chase the leather
Now I stand up no more?”

Ay, the ball is flying
The lads play heart and soul;
The goal stands up, the keeper
Stands up to keep the goal

“Is my girl happy
That I thought hard to leave
And has she tired of weeping
As she lies down at eve?”

Ay, she lies down lightly
She lies not down to weep:
Your girl is well contented
Be still, my lad, and sleep

“Is my friend hearty,
Now I am thin and pine,
And has he found to sleep in
A better bed than mine?”

Yes, lad, I lie easy,
I lie as lads would choose;
I cheer a dead man’s sweetheart,
Never ask me whose.

Is mijn span aan het ploegen?

“Is mijn span aan het ploegen,
zoals ik dat ooit deed
en hoor je het gareel klingelen
gelijk vóór ik overleed?”

Ja, de paarden stampen fier
het gareel klinkt naar hun zwoegen
geen verandering, al lig jij nu onder
het land dat je nooit meer zult ploegen

“En wordt er nog gevoetbald
in het veldje langs de sloot
gaan de jongens nog spelen
ook al ben ik nu dood”

Ja, de bal vliegt nog rond,
de jongens spelen met gevoel
Het doel staat nog fier overeind,
de keeper staat op doel

“Is mijn meisje gelukkig
dat ik moest achterlaten
En is ze ’s avonds uitgehuild
kan ze alles wel loslaten?”

Ja, ze ligt heel rustig,
ze huilt niet maar ze lacht:
ze is best heel tevreden
wees maar stil jongen, rust zacht.

“Is mijn vriend gezond
nu ik ben weggekwijnd
En heeft –ie om te slapen
een beter bed dan ik op het eind?”

Ja, vriend, ik lig heel lekker,
perfecte harmonie;
Ik troost het liefje van een dode,
maar vraag me nooit van wie.

The lads in their hundreds

Alfred Edward Housman / George Butterworth

The lads in their hundreds

The lads in their hundreds to Ludlow come in for the fair
There’s men from the barn and the forge and the mill and the fold
The lads for the girls and the lads for the liquor are there
And there with the rest are the lads that will never be old

There’s chaps from the town and the field and the till and the cart
And many to count are the stalwart, and many the brave
And many the handsome of face and the handsome of heart
And few that will carry their looks or their truth to the grave

I wish one could know them, I wish there were tokens to tell
The fortunate fellows that now you can never discern;
And then one could talk with them friendly and wish them farewell
And watch them depart on the way that they will not return

But now you may stare as you like and there’s nothing to scan;
And brushing your elbow unguessed-at and not to be told
They carry back bright to the coiner the mintage of man
The lads that will die in their glory and never be old

Met honderden komen de jongelui

Met honderden komen de jongelui naar de kermis in Ludlow
Jonge mannen van de stal, de smederij, de molen en de kudde
De jongens komen voor de meiden en de drank
Daar zijn jongens bij die nooit oud zullen worden

Er zijn lui van stad en land, van de kassa en van de kar
en talrijk zijn de stoere jongens, en de dapperen
veel knappe gezichten en veel goeie jongens
en een paar die hun uiterlijk of hun gelijk ten grave zullen dragen

Ik wou dat je het kon zien, dat er een manier was
om ze te onderscheiden van de gelukkigen;
dan zou je aardig met ze kunnen praten en afscheid nemen,
en hen zien vertrekken naar waarvan ze niet terug zullen keren

Maar nu kun je kijken wat je wilt en er is niets te zien;
de gedachte ongewis afschudden en er niets over horen
Ze brengen opgewekt hun munten terug naar de bank
jongens die trots en eervol sneuvelen en nooit oud zullen worden

Think no more, lad

Alfred Edward Housman / George Butterworth

Think no more, lad

Think no more, lad; laugh, be jolly;
Why should men make haste to die?
Empty heads and tongues a-talking
Make the rough road easy walking
And the feather pate of folly
Bears the falling sky

Oh, ’tis jesting, dancing, drinking
Spins the heavy world around
If young hearts were not so clever
Oh, they would be young for ever;
Think no more; ’tis only thinking
Lays lads underground

Denk niet na, jong

Denk niet na, jong, lach, wees vrolijk;
Waarom snel op het einde aan?
Een leeg hoofd en niet te moeilijk
maken de zware weg licht te begaan
En als je in milde dwaasheid gelooft
valt de hemel niet op je hoofd

Ja, slechts grappen, dansen en drinken, vriend
laten de wereld zijn rondjes draaien
Was de jeugd maar niet zo uitgekiend
dan hadden ze de eeuwige jeugd verdiend;
Denk niet langer na, laat je niet opnaaien
anders ga je naar de haaien

Look not in my eyes

Alfred Edward Housman / George Butterworth

Look not in my eyes

Look not in my eyes, for fear
They mirror true the sight I see
And there you find your face too clear
And love it and be lost like me
One the long nights through must lie
Spent in star-defeated sighs
But why should you as well as I
Perish? Gaze not in my eyes

A Grecian lad, as I hear tell
One that many loved in vain
Looked into a forest well
And never looked away again
There, when the turf in springtime flowers
With downward eye and gazes sad
Stands amid the glancing showers
A jonquil, not a Grecian lad

Kijk niet in mijn ogen

Kijk niet in mijn ogen, ik vrees dat ze misschien
alles weerspiegelen wat verschijnt in mijn blik
Dan zul je jouw gezicht te helder zien,
verliefd worden en verloren zijn, net als ik
Lange nachten breng ik zuchtend door   
onder de sterrenhemel als een lichtend spoor
Maar waarom zou het jou zo moeten vergaan?
Kijk me niet aan!

Een griekse knaap, naar ik vernam,
was voor velen een onbereikbare vlam
maar hij wierp een blik in de vijver in het bos
en kwam van zijn evenbeeld nooit meer los
Daar, waar het gras in het voorjaar bloeit
staat met gebogen hoofd, tollend van slaap
tussen schitterende kleuren ongemoeid
een narcis, niet een griekse knaap

When I was one-and-twenty

Alfred Edward Housman / George Butterworth

When I was one-and-twenty

When I was one-and-twenty
I heard a wise man say
“Give crowns and pounds and guineas
But not your heart away;
Give pearls away and rubies
But keep your fancy free.”
But I was one-and-twenty
No use to talk to me

When I was one-and-twenty
I heard him say again
“The heart out of the bosom
Was never given in vain;
‘Tis paid with sighs a plenty
And sold for endless rue.”
And I am two-and-twenty
And oh, ’tis true, ’tis true

Toen ik nog eenentwintig was

Toen ik nog eenentwintig was
sprak een wijs man tot mij:
“Geef kronen, ponden, shillingen
maar houd je hart er bij;
Geef parels en juwelen
maar blijf wel eigen baas.”
Maar ik was eenentwintig jaar
ik was nog doof en dwaas

Toen ik nog eenentwintig was
zei hij het nog een keer:
“Als je je hart geeft aan een meid
is er geen terugweg meer;
dat wordt betaald met zuchten
verkocht met eeuwige spijt.”
Nu ben ik tweeëntwintig jaar
en oh, ’t is waar, ’t is waar

Loveliest of trees

Alfred Edward Housman / George Butterworth

Loveliest of trees

Loveliest of trees, the cherry now
Is hung with bloom along the bough
And stands about the woodland ride
Wearing white for Eastertide

Now, of my threescore years and ten
Twenty will not come again
And take from seventy springs a score
It only leaves me fifty more

And since to look at things in bloom
Fifty springs are little room
About the woodlands I will go
To see the cherry hung with snow

Als lieflijkste boom

Als lieflijkste boom staat de kers heel hoog
vol bloesems aan zijn takkenboog
en waar ik door het groen ook reed
voor Pasen was hij in het wit gekleed

Nu in mijn derde tiental in jaren
zal ik er twintig niet meer ervaren
en als ik zeventig lentes mag bestaan
heb ik er nog slechts vijftig te gaan

En om alles in bloei te zien
zijn vijftig lentes heel kort misschien
daarom ga ik er op uit vol ongeduld
om de kers te zien in sneeuw gehuld

Dejection

Robert Bridges / Gerald Finzi

Wherefore to-night so full of care,
My soul, revolving hopeless strife,
Pointing at hindrance, and the bare
Painful escapes of fitful life? 

Shaping the doom that may befall
By precedent of terror past:
By love dishonoured, and the call
Of friendship slighted at the last? 

By treasured names, the little store
That memory out of wreck could save
Of loving hearts, that gone before
Call their old comrade to the grave? 

O soul, be patient: thou shalt find
A little matter mend all this;
Some strain of music to thy mind,
Some praise for skill not spent amiss. 

Again shall pleasure overflow
Thy cup with sweetness, thou shalt taste
Nothing but sweetness, and shalt grow
Half sad for sweetness run to waste. 

O happy life! I hear thee sing,
O rare delight of mortal stuff!
I praise my days for all they bring,
Yet are they only not enough.

Waarom, mijn gemoed, zo onrustig vannacht,
verwikkeld in een hopeloze strijd,
gefocust op hinder en tegenkracht, 
en de pijnlijk ontlopen onbestendigheid? 

Het onheil scheppend dat me overkomt
voorspeld door schand uit het verleden:
versmade liefde, en de roep verstomd
van vriendschap met voeten getreden? 

Door dierbare namen, de enkelingen
die de herinnering van de ondergang prijsgaf,
geliefden die al eerder gingen
roepen hun oude kameraad naar ’t graf? 

Ach mijn gemoed, geduld: het zijn
de kleine dingen die dit alles helen;
een melodietje nog zo klein,
een compliment dat men zal delen. 

Dan zal geluk weer overstromen
uw zoete lot, en u zult smaken
niets dan zoetheid, u zult schromen
voor zoetigheden die verloren raken. 

O heerlijk leven! Ik hoor u zingen,
o zeldzaam geluk van sterfelijkheid!
Ik prijs mijn dagen voor alle dingen,
al is er nooit voldoende tijd.

Song

Robert Bridges / Gerald Finzi

Haste on, my joys! your treasure lies
In swift, unceasing flight.
O haste: for while your beauty flies
I seize your full delight. 

Lo! I have seen the scented flower,
Whose tender stems I cull,
For her brief date and meted hour
Appear more beautiful. 

O youth, O strength, O most divine
For that so short ye prove;
Were but your rare gifts longer mine,
Ye scarce would win my love. 

Nay, life itself the heart would spurn,
Did once the days restore
The days, that once enjoyed return,
Return, ah! nevermore.

Maak voort, mijn geluk! Jouw schat bestaat
in snelle, onafgebroken vlucht.
Maak haast: want waar uw schoonheid vergaat
pluk ik de volle vrucht. 

Kijk! Ik zag de geurende bloem,
wier tedere stengel ik pluk,
want haar korte duur en bemeten roem
verhogen mijn geluk. 

O godgegeven jeugd, o kracht,
gij blijft zo kort bestaan;
uw zeldzame gaven nog langer gebracht,
mijn liefde zou vergaan. 

Nee, het leven zelf gaf het hart terug,
als de dagen niet zouden verteren,
de fijne dagen achter de rug
zullen nooit meer wederkeren.

Nightingales

Robert Bridges / Gerald Finzi

BEAUTIFUL must be the mountains whence ye come,
And bright in the fruitful valleys the streams, wherefrom
Ye learn your song:
Where are those starry woods? O might I wander there,
Among the flowers, which in that heavenly air
Bloom the year long!

Nay, barren are those mountains and spent the streams:
Our song is the voice of desire, that haunts our dreams,
A throe of the heart.
Whose pining visions dim, forbidden hopes profound,
No dying cadence nor long sigh can sound,
For all our art.

Alone, aloud in the raptured ear of men
We pour our dark nocturnal secret: and then,
As night is withdrawn
From these sweet-springing meads and bursting boughs of May,
Dream, while the innumerable choir of day
Welcome the dawn.

PRACHTIG moeten de bergen zijn, vanwaar u komt, 
en helder de beken in groene valleien, alwaar 
uw lied ontstond.
Waar zijn die schitterende wouden? O mocht ik dwalen,
tussen de bloemen, die in de hemelse dalen
bloeien het hele jaar rond!

Nee, kaal zijn die bergen en droog staan de stromen:
ons lied is het lied van verlangen, dat spookt in onze dromen,
een hartepijn,
omdat kwijnende dromen vervagen, verboden verlangens verdrinken,
geen stembuiging noch lange zucht kan klinken,
hoe kunstig wij ook zijn.

Alleen, hoorbaar voor verrukte mensenoren
laten we ons nachtelijk geheim horen;
en als de nacht verstomt
droom dan van zoete honingdrank en meibloesem bij toverslag,
terwijl het duizendkoppig koor van de nieuwe dag
de dageraad verwelkomt.