So ben mi c´ha bon tempo

Orazio Vecchi

So ben mi c’ha bon tempo, Fa la la.
Al so ma basta mo’. Fa la la.

So ben ch’è favorito, Fa la la.
Ahime! no’l posso dir. Fa la la.

Oh! s’io potessi dire, Fa la la.
Chi va, chi sta, chi vien. Fa la la.
 
La ti darà martello, Fa la la.
Per farti disperar. Fa la la.

Ik weet goed wie er geluk heeft,
Maar dit is nu genoeg.

Ik weet heel goed wie favoriet is,
Jammer, ik kan ’t niet zeggen.

O, kon ik maar zeggen,
wie gaat, wie blijft, wie komt!

Als ik het voor jou zou opdreunen,
Zou je wanhopig worden.

Dolcissimo ben mio   

Orazio Vecchi

Dolcissimo ben mio
Io pur mi parto a Dio
Ma nel partir almeno
Fa ch’io mi porti
La tua imago in seno.

Ch’io passerò le pene
Mirando ivi il mio bene
Che si nobil fattura
Dubbierò se si aviva
Oppur pittura.

E da si dolce inganno
Questo i miei spirti avranno
Che i color finti e adorni
Mi daran vita fin che a te ritorni.

Mijn liefste lief,
Ik ga nu heen naar God.
Maar laat mij als ik ga
Tenminste jouw beeld
In mijn hart meedragen.

Opdat ik de pijn zal doorstaan​​
Terwijl ik daar mijn lief aanschouw
Die zo’n zuiver schepsel is
Dat ik zou twijfelen of ze echt leefde
Of een schilderij was.

En door deze zoete misleiding
Zal mijn geest dit hebben
Dat de geveinsde en opgemaakte kleur
Mij leven geeft tot ik bij jou terugkeer.

Già cantai allegramente 

Filippo Azzaiolo

Già cantai allegramente
Per amor d’una mia amorosa
Già da me sta sempr’ascosa
E se mi fa viver dolente:
Già cantai allegramente
Sol per amor d’una mia morosa. 

Eertijds zong ik vrolijk
Uit liefde voor die ene vriendin
Destijds bleef ze altijd voor mij verborgen
En deed ze me in droefheid leven:
Eertijds zong ik vrolijk
Alleen uit liefde voor die ene vriendin.

O Rosetta, che rosetta

Gabriello Chiabrera / Claudio Monteverdi

O Rosetta, che rossetta
     Tra il bel verde di tue frondi
     Vergognosa ti nascondi,
     Come pura donzelletta,
     Che sposata ancor non è.

Se dal bel cespo natio
     Ti torrò, non te ne caglia;
     Ma con te tanto mi vaglia,
     Che ne lodi il pensier mio,
     Se servigio ha sua mercè.

Caro pregio il tuo colore
     Tra le man sia di colei,
     Che governa i pensier miei,
     Che mi mira il petto e’l core,
     Ma non mira la mia fe.

Non mi dir come t’apprezza
     La beltà di Citerea;
     lo mel so, ma questa Dea
     E di grazia e di bellezza
     Non ha Dea sembiante a sè.

O Roosje, mijn roosje,
tussen je groene lover
verberg je bedeesd jouw tover
als een prachtig juwelendoosje,
een jonge ongehuwde vrouw.

Als ik je uit je mooie struik pluk,
wees niet bang,
want het eerbetoon in mijn gezang
brengt mij al veel geluk
als het alleen maar klinkt voor jou.

Jouw kleur is een teken van eerbied
in de handen van haar
die ik in mijn gedachten bewaar,
die mijn hoofd en mijn hart ziet
maar niet mijn trouw.

Zeg maar niet hoe jij altijd
de schoonheid van Aphrodite eert,
ik weet het, maar deze godin regeert
en kent in gratie en schoonheid
haar gelijke niet als vrouw.

Armatae face et anguibus

Antonio Vivaldi: Juditha Triumphans

Armatae face et anguibus
a caeco regno squalido
furoris sociae barbari
Furiae, venite ad nos

Morte, flagello, stragibus
vindictam tanti funeris
irata nostra pectora
duces ducete vos.

Kom gewapend met fakkels en slangen
uit je duistere woeste rijk
jullie bondgenoten van barbaarse razernij
Furiën, kom naar ons toe!

Leid met dood, met zwepen, met slachtpartijen
onze woedende harten,
en leer ons de dood
van onze grote generaal te wreken!

Intorno all ‘idol mio

Marco Antonio Cesti

Intorno all’idol mio 

Intorno all’idol mio spirate pur, spirate,
Aure, Aure soavi e grate,
E nelle guancie elette
Baciatelo per me,
Cortesi, cortesi aurette!

Al mio ben, che riposa
Su l’ali della quiete,
Grati, grati sogni assistete
E il mio racchiuso ardore
Svelate gli per me,
O larve, o larve d’amore!

Rond mijn aanbedene waai

Rond mijn aanbedene waai, enkel waai,
winden, zachte en lieflijke winden,
en op die uitverkoren wangen
kus hem voor mij,
lieve, lieve briesjes!

Mijn liefste, die rust
op de vleugels van de vredigheid,
breng hem mooie dromen
en laat hem mijn verborgen
vuur gewaarworden,
o geesten, geesten van liefde.

Dolcissimo sospiro

Ottavio Rinuncini / Giulio Caccini

Dolcissimo sospiro

Dolcissimo sospiro
ch’esci da quella bocca
ove d’amor ogni dolcezza fiocca,
deh, viene a raddolcire
l’amaro mio dolore,
ecco ch’io t’apr’il core,
ma folle a chi ri dico il mio martire
ad un sospiro errante
che forse vola in sen ad altro amante.

De allerzoetste zucht

De allerzoetste zucht
ontstijgt aan jouw gemoed,
de mond die ieder liefdeswoord zoet sneeuwen doet,
oh, kom verzacht mijn pech
mijn bittere pijn,
zie, mijn hart zal voor jou zijn,
gek toch, voor wie deel ik mijn lijdensweg
voor een zucht die strandt
of misschien bij een andere minnaar belandt.

Ohime ch’io cado

Claudio Monteverdi

Ohimè ch’io cado

Ohimè ch’io cado, ohimè
ch’inciampo ancor il piè
Pur come pria,
E la sfiorita mia
Caduta speme
Pur di novo rigar
Con fresco lagrimar
Hor mi conviene.

Lasso, del vecchio ardor
Conosco l’orme ancor
Dentro nel petto;
Ch’ha rotto il vago aspetto
E i guardi amati
Lo smalto adamantin
Ond’armaro il meschin
Pensier gelati.

Folle, credev’io pur
D’aver schermo sicur
Da un nudo arciero;
E pur io sí guerriero
Hor son codardo
Ne vaglio sostener
Il colpo lusinghier
D’un solo sguardo.

O Campion immortal
Sdegno; come sí fral
Hor fuggi indietro;
A sott’armi di vetro
Incanto errante
M’hai condotto infedel
Contro spada crudel
D’aspro diamante.

O come sa punir
Tirann’amor l’ardir
D’alma rubella!
Una dolce favella,
Un seren volto
Un vezzoso mirar,
Sogliono rilegar
Un cor disciolto.

Occhi belli, ah se fu
Sempre bella virtù
Giusta pietate!
Deh voi non mi negate
Il guardo e’l riso
Che mi sa la prigion
Per sí bella cagion
Il Paradiso.

O wee, ik val

O wee, ik val, helaas voor mij,
mijn voet struikelt weer
precies als de vorige keer.
En mijn verwelkte
en verloren hoop
kan ik opnieuw
met verse tranen
besproeien.

Uitgeput, van het oude vuur
herken ik weer
de pijn in mijn hart,
nu een geliefd gezicht is verdwenen,
en de lieflijke blikken verstenen,
de keiharde glazuurlaag van ijzige gedachten waarmee ik, ongelukkige,
me gewapend heb.

Ik was dwaas genoeg om te denken
dat ik een veilig schild had
tegen de naakte boogschutter.
En zo krijgshaftig als ik er uit zie,
ik ben toch een zwakkeling:
ik kan de verleidelijke sensatie
van één enkele blik
niet verdragen.

O onsterfelijke kampioen
boos ben ik nu om mijn zwakte,
mijn vlucht achterwaarts;
Als een bedwelmde doler
met wapens van glas
heb jij mij, ontrouwe, geplaatst
tegenover een wreed zwaard
zo scherp als diamant.

O hoe kan tyrannieke liefde
de moed van een
rebelse ziel straffen!
Een vriendelijk woord,
een kalm gelaat,
een charmante blik,
die een bevrijd hart
opnieuw in de ketenen slaat.

Mooie ogen, ach als de deugd
altijd beloond zou worden
met mededogen!
Ach, onthoud me niet
je blik en je lach
zodat mijn gevangenschap
door zo’n mooie bron
toch een paradijs kan worden. 

Vedrò con mio diletto

Nicolò Beregan / Antonio Vivaldi

Vedrò con mio diletto

Vedrò con mio diletto
L’alma dell’alma mia
Il core del mio cor pien di contento

E se dal caro oggetto
Lungi convien che sia
Sospirerò penando ogni momento

Mijn dag kan niet meer stuk

Mijn dag kan niet meer stuk
als ik zie de ziel van mijn ziel,
hart van mijn hart, vol geluk.

En als ik van mijn dierbare
zal moeten scheiden,
zal ik ieder moment zuchten en lijden.

Alma mia

Giovanni Filippo Apolloni / Marco Antonio Cesti

Alma mia

Alma mia, e che sarà
Se pietà non speri più
Sei rimasta in servitù
ne trovar puoi libertà

Impetrar non può mercé
la schernita tua beltà
se costante serbi fe
a chi fede in sen non ha.

Mijn ziel

Mijn ziel, hoe zal het gaan met jou
als je niet meer op genade kunt hopen
je slavernij niet af kunt kopen
zal er geen vrijheid zijn voor jou.

Je kunt niet smeken om genade
bij de schoonheid die je heeft bedrogen
je wordt constant leeggezogen
door iemand die je vertrouwen blijft schaden.