The Shower

Henry Vaughan / Edward Elgar

The Shower

Cloud, if as thou dost melt, and with thy train
Of drops make soft the Earth, my eyes could weep
O’er my hard heart, that’s bound up and asleep;
Perhaps at last,
Some such showers past,
My God would give a sunshine after rain.

De regenbui

Wolken, zoals u oplost, en met uw sluier van regen
de aarde kan verzachten; als zo mijn ogen zouden tranen
op mijn versteende hart, slapend als vulkanen;
wellicht aan het eind,
als het tranendal verdwijnt,
geeft mijn God nog wat zonneschijn als zegen.

O wild west wind

Percy Bysshe Shelley / Edward Elgar

O wild west wind

Make me thy lyre, even as the forest is:
What if my leaves are falling like its own!
The tumult of thy mighty harmonies

Will take from both a deep, autumnal tone,
Sweet though in sadness. Be thou, Spirit fierce,
My spirit! Be thou me, impetuous one!

Drive my dead thoughts over the universe
Like withered leaves to quicken a new birth!
And, by the incantation of this verse,

Scatter, as from an unextinguished hearth
Ashes and sparks, my words among mankind!
Be through my lips to unawakened earth

The trumpet of a prophecy! O, Wind,
If Winter comes, can Spring be far behind?

O wilde westenwind

Maak mij tot uw lier, zoals u het bos bespeelt:
wat als mijn blaren vallen net als uit zijn kronen?
Het harmonieus gebulder van uw klankbeeld  

veroorzaakt in beiden diepe herfsttonen,
zoet maar droef. Weest u, felle geest,
mijn inspiratie! Laat mij in onstuimigheid wonen!

Verspreid mijn dode gedachten in het heelal
als dorre bladeren, een wedergeboorte waard!
En, door de bezwering van dit lied vooral,  

verstrooi als as en vonken van een ongedoofde haard,
mijn woorden onder de mensheid!
Wees door mijn lippen voor de ongewekte aard’ 

de trompet van een profetie! O, wind,
als de winter komt, wordt niet de lente reeds bemind?

My love dwelt

Andrew Lang / Edward Elgar

My love dwelt

My love dwelt in a northern land
A dim tower in a forest green 
Was his, and far away the sand,
And gray wash of the waves were seen,
The woven forest boughs between.

And through the northern summer night 
The sunset slowly died away,
And herds of strange deer, silver white,
Came gleaming through the forest gray,
And fled like ghosts before the day.

And oft, that month, we watch’d the moon
Wax great and white o’er wood and lawn, 
And wane, with waning of the June,
Till, like a brand for battle drawn,
She fell, and flamed in a wild dawn.

I know not if the forest green
Still girdles round that castle gray,
I know not if, the boughs between
The white deer vanish ere the day.
The grass above my love is green,
His heart is colder than the clay.

Mijn lief woonde

Mijn lief woonde in een noordelijke streek,
hij had een duistere toren in het woud,
en heel ver weg als je goed keek, 
zag je de grijze golven en het strand van goud
tussen het weefsel van het kreupelhout. 

En in de korte zomernacht,
als zonlicht langzaamaan verdween,
de vreemde herten in een zilveren pracht,
schitterend door de grijze bossen heen,
om weer te vluchten als de dag verscheen.

En in die maand zagen we vaak de maan
groot en wit wassen boven bos en wei,
en weer afnemen toen juni moest gaan,
totdat ze neerviel, als na een steekpartij,
en een nieuwe dag ontstak in razernij.

Ik weet niet of het groene woud
nog steeds dat grijze slot omringt als toen,
ik weet niet of tussen het kreupelhout
de witte herten nog vluchten en waarheen.
Het gras boven mijn lief is groen,
zijn hart is kouder nog dan steen.

How calmly the evening

Thomas T Lynch / Edward Elgar

How calmly the evening

How calmly the evening once more is descending,
As kind as a promise, as still as a prayer;
O wing of the Lord, in Thy shelter befriending,
May we and our households continue to share.

We come to be soothed with Thy merciful healing;
The dews of the night cure the wounds of the day;
We come, our life’s work and its brevity feeling,
With thanks for the past, for the future we pray.

Lord, save us from folly; be with us in sorrow;
Sustain us in work till the time of our rest;
When earth’s day is over, may heaven’s tomorrow
Dawn on us, of homes long expected possest.

Zo vredig de avond

Zo vredig de avond die wederom neerdaalt,
Stil als een bede, als belofte zo mild.
O vleugel van God, die ons schut en ons bijstaat,
Laat ons en de onzen steeds delen dit schild.  

We komen tot U om Uw milde vertroosting;
De dauw van de nacht heelt de pijn van de dag;
We komen en weten: ons werk was gering,
Dankbaar voor wat was, biddend voor wat zijn mag.

Heer, red ons van dwaasheid; wees bij ons in lijden;
En steun dan ons werk tot het einde betracht.
Als het aardse eind komt, laat hemelse tijden
op ons neerdalen, in Uw huis lang verwacht.