Raíz salvaje

Juana de Ibarbourou

Raíz salvaje 

Me ha quedado clavada en los ojos
la visión de ese carro de trigo
que cruzó rechinante y pesado
sembrando de espigas el recto camino.

¡No pretendas ahora que ría!
¡Tú no sabes en qué hondos recuerdos
estoy abstraída!

Desde el fondo del alma me sube
un sabor de pitanga a los labios.
Tiene aún mi epidermis morena
no sé qué fragancias de trigo emparvado.

¡Ay, quisiera llevarte conmigo
a dormir una noche en el campo
y en tus brazos pasar hasta el día
bajo el techo alocado de un árbol!

Soy la misma muchacha salvaje
que hace años trajiste a tu lado.

Wilde wortels

In mijn ogen staat het beeld gekerfd
van die boerenkar geladen met graan
die krakend en zwaar de weg overstak
en met aren bezaaide in het voorbijgaan.

Verwacht nu niet dat ik ga lachen!
Jij weet niet half welke diepe herinneringen
ik heb teruggedacht!  

Van de bodem van mijn ziel glippen
de smaken van pitanga naar mijn lippen.
Mijn gebruinde huid ruikt zelfs stilaan
naar weet ik welke geuren van hopen graan.

Ach, het liefst nam ik je mee
om een nacht in het veld te slapen met z’n twee
en in jouw armen te liggen tot de zon op zal gaan
onder het gastvrije dak van een plataan!

Ik ben nog steeds het wilde meisje
dat je jaren geleden meevoerde aan je zijde.