The daisies

James Stephens, Samuel Barber

The daisies

In the scented bud of the morning O
When the windy grass went rippling far!
I saw my dear one walking slow
In the field where the daisies are.

We did not laugh, and we did not speak,
As we wandered happ’ly, to and fro,
I kissed my dear on either cheek,
In the bud of the morning O!

A lark sang up, from the breezy land;
A lark sang down, from a cloud afar;
As she and I went, hand in hand,
In the field where the daisies are.

De madeliefjes

In de zoete kiem van de ochtend O,
Het bloemrijk gras golfd’ af en aan!
Zag ik mijn lief, wat een kado,
In het veld waar de liefjes staan.

We lachten niet, en we zwegen zoet,
En we scharrelden wat in het stro,
Ik kust’ mijn lief als minnegroet,
In de kiem van de ochtend O!

Een leeuw’rik zong, op het frisse land;
Een leeuw’rik zong, uit een wolk vandaan;
En zij en ik steeds hand in hand,
In het veld waar de liefjes staan.