Under the greenwood tree

William Shakespeare / William Mathias

Under the greenwood tree
Who loves to lie with me,
And tune his merry note
Unto the sweet bird’s throat,
Come hither come hither come hither:
Here shall he see no enemy
But winter and rough weather.

Who doth ambition shun,
And love to live in the sun,
Seeking the food he eats,
And pleased with what he gets
Come hither come hither come hither:
Here shall he see no enemy
But winter and rough weather

Wie wil er bij mij komen
Onder de groene bomen,
En dan zingen zijn wijsjes
Met d’allerliefste sijsjes,
Kom hierheen en probeer:
Hier kan geen vijand komen
Dan winter en slecht weer.

Wie wil graag zonnig leven,
Ambities opgegeven,
Zijn eigen eten plukken,
De oogst zal hem verrukken,
Kom hierheen en probeer:
Hier kan geen vijand komen
Dan winter en slecht weer.

Shakespeare songs

William Shakespeare / William Mathias

Under the greenwood tree

Under the greenwood tree
Who loves to lie with me,
And tune his merry note
Unto the sweet bird’s throat,
Come hither come hither come hither:
Here shall he see no enemy
But winter and rough weather.

Who doth ambition shun,
And love to live in the sun,
Seeking the food he eats,
And pleased with what he gets
Come hither come hither come hither:
Here shall he see no enemy
But winter and rough weather

Onder de groene bomen

Wie wil er bij mij komen
Onder de groene bomen,
En dan zingen zijn wijsjes
Met d’allerliefste sijsjes,
Kom hierheen en probeer:
Hier kan geen vijand komen
Dan winter en slecht weer.

Wie wil graag zonnig leven,
Ambities opgegeven,
Zijn eigen eten plukken,
De oogst zal hem verrukken,
Kom hierheen en probeer:
Hier kan geen vijand komen
Dan winter en slecht weer.

Full fathom five

Full fathom five thy father lies;
Of his bones are coral made;
Those are pearls that were his eyes:
Nothing of him that doth fade,
But doth suffer a sea-change
Into something rich and strange.
Sea-nymphs hourly ring his knell:
Hark! now I hear them,—ding-dong, bell.

Vijf vadem diep

Vijf vadem diep ligt uw vader
Zijn botten zijn veranderd in koraal
Waar zijn ogen waren zijn nu parels:
Niets van zijn lichaam verging totaal,
Maar de zee-tover die hij ondergaat
Geeft een kostbaar en wonderlijk resultaat.
Zeenimfen luiden ieder uur zijn doodsklok wel:
Luister! nu hoor ik hem, ding-dong, bel.

Lawn as white as driven snow

Lawn as white as driven snow,
Cypress black as e’er was crow,
Gloves as sweet as damask roses,
Masks for faces and for noses,
Bugle bracelet, necklace amber,
Perfume for a lady’s chamber,
Golden quoifs and stomachers,
For my lads to give their dears,
Pins and poking-sticks of steel,
What maids lack from head to heel.
Come buy of me, come. Come buy, come buy.
Buy, lads, or else your lasses cry.
Come buy.

Linnen als stuifsneeuw zo wit

Linnen als stuifsneeuw zo wit,
Rouwband als kraaien zo git,
Handschoentjes zoet als ’n roos van damast,
Een masker voor het gezicht dat past,
Groene armbanden, barnstenen kettingen,
Parfum voor dames en meer van die dingen,
Gouden kapjes en een schort,
De liefjes komen niets tekort,
Speldjes en roerijzers van staal,
Voor de meisjes hebben we het allemaal,
Wie maakt me los, kom, koop bij mij
Koop jongens, maak je meisje blij.
Koop bij mij.

Sigh no more, ladies

Sigh no more, ladies, sigh no more.
Men were deceivers ever,
One foot in sea, and one on shore,
To one thing constant never.
Then sigh not so, but let them go,
And be you blithe and bonny,
Converting all your sounds of woe
Into hey nonny, nonny.

Sing no more ditties, sing no more
Of dumps so dull and heavy.
The fraud of men was ever so
Since summer first was leafy.
Then sigh not so, but let them go,
And be you blithe and bonny,
Converting all your sounds of woe
Into hey, nonny, nonny.

Zucht niet zo, dames

Zucht niet zo, dames, gebruik je verstand.
Mannen hebben ons altijd bedrogen,
Niet kiezen tussen zee en land,
Altijd weer naar een ander gevlogen.
Zucht niet zo, maar laat ze gaan,
Wees liever monter en happy,
Laat al je treurnis overgaan
In een hey happy clappy.

Zing niet zo klaaglijk, zit niet meer
in de put, zo stil en aangedaan,
Mannen bedrogen ons keer op keer
Al zolang als de zomers bestaan.
Zucht niet zo, maar laat ze gaan,
Wees liever monter en happy,
Laat al je treurnis overgaan
In een hey happy clappy.

Crabbed Age and Youth

Crabbed age and youth cannot live together:
Youth is full of pleasure, age is full of care;
Youth like summer morn, age like winter weather;
Youth like summer brave, age like winter bare.
Youth is full of sport, age’s breath is short;
Youth is nimble, age is lame;
Youth is hot and bold, age is weak and cold;
Youth is wild, and age is tame.
Age, I do abhor thee; youth, I do adore thee;
O, my love, my love is young!
Age, I do defy thee: O, sweet shepherd, hie thee,
For methinks thou stay’st too long.

Ouderdom en jeugd

Ouderdom en jeugd gaan niet samen meer:
Jeugd is vol plezier, ouderdom is vol narigheid;
Jeugd als zomerochtend, ouderdom als winterweer;
Jeugd als zomerse moed, ouderdom als wintertijd.
Jeugd is vol sport, oude adem komt te kort;
Jeugd is lichtvoetig, ouderdom is lam;
Jeugd is strak en stout, ouderdom is zwak en koud;
Jeugd is wild en ouderdom tam.
Ouderdom, ik walg van u, jeugd ik aanbid u;
O, mijn lief, naar wie ik zo verlang!
Ouderdom, ik trotseer u: O, lieve herder, ga nu,
Want je blijft al te lang.

Dirge

Fear no more the heat o’ the sun;
Nor the furious winter’s rages,
Thou thy worldly task hast done,
Home art gone, and ta’en thy wages:
Golden lads and girls all must,
As chimney sweepers come to dust.

Fear no more the frown of the great,
Thou art past the tyrant’s stroke:
Care no more to clothe and eat;
To thee the reed is as the oak:
The sceptre, learning, physic, must
All follow this, and come to dust.

Fear no more the lightning-flash,
Nor the all-dreaded thunder-stone;
Fear not slander, censure rash;
Thou hast finished joy and moan:
All lovers young, all lovers must
Consign to thee, and come to dust.

No exorciser harm thee!
Nor no witchcraft charm thee!
Ghost unlaid forbear thee!
Nothing ill come near thee!
Quiet consummation have;
And renowned be thy grave!

Elegie

Wees niet bang meer voor de zon,
Noch voor woeste wintervlagen,
U deed uw taken zoals u kon,
U bent nu thuis, heeft uw lot gedragen:
Ook jongens en meisjes in mooie kleren
Moeten net als schoorsteenvegers tot stof wederkeren.

Wees niet bang, ook niet voor macht,
U geeft de tyrannen het nakijken:
Bekommer u niet meer om voedsel of dracht;
Voor u is het riet gelijk aan de eiken:
Ook koningen, studenten, dokters capituleren
En moeten tot stof wederkeren.

Wees niet bang voor blikseminslag,
Noch voor de doodenge donderslagen;
Vrees geen kritiek of tegenslag;
U bent voorbij vreugde en klagen:
Alle jonge geliefden, al die de liefde eren
Volgen uw lot: tot stof wederkeren.

Geen duiveluitdrijver schade u!
Geen hekserij verleide u!
Ronddolende geesten respecteren uw rust!
Geen spoortje kwaad dat u verontrust!
Dat rust en vrede u bereiken,
En glorie op uw graf mag prijken!

It was a Lover and his Lass

It was a lover and his lass,
With a hey, and a ho, and a hey nonino,
That o’er the green cornfield did pass,
In the springtime, the only pretty ring time,
When birds do sing, hey ding a ding, ding;
Sweet lovers love the spring.

Between the acres of the rye,
With a hey, and a ho, and a hey nonino,
Those pretty country folks would lie,
In the springtime, the only pretty ring time,
When birds do sing, hey ding a ding, ding;
Sweet lovers love the spring.

This carol they began that hour,
With a hey, and a ho, and a hey nonino,
How that a life was but a flower
In the springtime, the only pretty ring time,
When birds do sing, hey ding a ding, ding;
Sweet lovers love the spring.

And therefore take the present time,
With a hey, and a ho, and a hey nonino,
For love is crownèd with the prime
In the springtime, the only pretty ring time,
When birds do sing, hey ding a ding, ding;
Sweet lovers love the spring.

Een minnaar en zijn meisje

Een minnaar en zijn meisje kwamen,
Van je hé en je ha, en je hé tralala,
In groene roggevelden samen,
In het voorjaar, de mooiste tijd voor een paar,
Waar vogels zingen, tweedle dee, tralala,
Daar houden minnaars van elkaar.

Tussen akkers vol met halmen
Van je hé en je ha, en je hé tralala,
Waar mooie mensen niet lang talmen,
In het voorjaar, de mooiste tijd voor een paar,
Waar vogels zingen, tweedle dee, tralala,
Daar houden minnaars van elkaar.

Daar zongen ze hun minnelied,
Van je hé en je ha, en je hé tralala,
Het leven is zo slecht nog niet,
In het voorjaar, de mooiste tijd voor een paar,
Waar vogels zingen, tweedle dee, tralala,
Daar houden minnaars van elkaar.

Pluk daarom steeds de dag als ’t kan,
Van je hé en je ha, en je hé tralala,
Want dáár houdt prille liefde van,
In het voorjaar, de mooiste tijd voor een paar,
Waar vogels zingen, tweedle dee, tralala,
Daar houden minnaars van elkaar.

Blow, blow thou Winter Wind

Blow, blow, thou winter wind,
Thou art not so unkind
As man’s ingratitude;
Thy tooth is not so keen,
Because thou art not seen,
Although thy breath be rude.
Heigh-ho! sing, heigh-ho! unto the green holly:
Most friendship is feigning, most loving mere folly:
Then, heigh-ho, the holly!
This life is most jolly.

Freeze, freeze, thou bitter sky,
That dost not bite so nigh
As benefits forgot:
Though thou the waters warp,
Thy sting is not so sharp
As friend remembered not.
Heigh-ho! sing, heigh-ho! unto the green holly:
Most friendship is feigning, most loving mere folly:
Then, heigh-ho, the holly!
This life is most jolly.

Waai, waai gij Winterwind

Waai, waai gij winterwind
U bent niet zo onbemind
Als onz’ ondankbaarheid;
Uw tand is niet zo scherp
Onzichtbaar onderwerp,
Al brengt uw adem bruutheid.
Zing hé, hé onder het groen:
Meestal is vriendschap fake, en liefde op rantsoen:
Dus hé, hé, ’t is groen!
Dit leven is de kampioen.

Vries, vries, bijtend koude luchten,
Uw beet brengt minder zuchten
Dan een vergeten weldaad:
Hoewel u ’t ijs doet kraken,
Zal u niet zo steken en raken
Als een vergeten kameraad.
Zing hé, hé onder het groen:
Meestal is vriendschap fake, en liefde op rantsoen:
Dus hé, hé, ’t is groen!
Dit leven is de kampioen.