Trois beaux oiseaux
Trois beaux oiseaux du Paradis
(Mon ami z-il est à la guerre)
Trois beaux oiseaux du Paradis
Ont passé par ici.
Le premier était plus bleu que ciel,
(Mon ami z-il est à la guerre)
Le second était couleur de neige,
Le troisième rouge vermeil.
“Beaux oiselets du Paradis,
(Mon ami z-il est à la guerre)
Beaux oiselets du Paradis,
qu’apportez par ici?”
“J’apporte un regard couleur d’azur.
(Ton ami z-il est à la guerre)
“Et moi, sur beau front couleur de neige,
Un baiser dois mettre, encor plus pur”.
“Oiseau vermeil du Paradis,
(Mon ami z-il est à la guerre)
Oiseau vermeil du Paradis,
que portez-vous ainsi?”
“Un joli coeur tout cramoisi
(Ton ami z-il est à la guerre)”
“Ah, je sens mon coeur qui froidit…
Emportez-le aussi”.
Drie mooie vogels
Drie mooie vogels uit het Paradijs
(Mijn lief ging naar het front)
Drie boodschappers uit het Paradijs
Zijn hier voorbij gekomen.
De eerste was blauwer dan de lucht
(Mijn lief ging naar het front)
De tweede was zo wit als sneeuw
De derde helderrood.
“Mooie vogeltjes uit het Paradijs,
(Mijn lief ging naar het front)
Mooie vogeltjes uit het Paradijs,
Wat brengt jullie hier?”
“Ik breng je een azuurblauwe oogopslag.
(Jouw lief ging naar het front)”
“En ik moet je op je sneeuwwitte gezicht
Een nog zuiverder kus brengen”.
“Rode vogel uit het Paradijs,
(Mijn lief ging naar het front)
Rode vogel uit het Paradijs,
Wat breng jij nog voor mij mee?”
“Een mooi karmijnrood hart
(Jouw lief ging naar het front)”
“Ach, ik voel hoe mijn hart versteent…
Neem het alsjeblieft ook mee”.