Shall I compare thee to a summer’s day?
Shall I compare thee to a summer’s day?
Thou art more lovely and more temperate.
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer’s lease hath all too short a date.
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimmed;
And every fair from fair sometime declines,
By chance, or nature’s changing course, untrimmed;
But thy eternal summer shall not fade,
Nor lose possession of that fair thou ow’st,
Nor shall death brag thou wand’rest in his shade,
When in eternal lines to Time thou grow’st.
So long as men can breathe, or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.
Zal ik u met een zomerdag vergelijken?
Zal ik u met een zomerdag vergelijken?
U wint in schoonheid en gelijkmatigheid.
De ruwe wind laat meibloemen bezwijken,
en al te haastig wijkt de zomertijd.
Soms schijnt het hemeloog voor ons te fel,
en vaak wordt ook zijn gouden gloed gesmoord;
en alle schoonheid wijkt, soms veel te snel,
door toeval of natuurgril ruw verstoord;
maar uw gestolde zomer blijft bestaan,
en nooit vergaat de glans van uw gezicht,
noch laat de dood u in zijn schaduw staan,
als u onsterf’lijk wordt in dit gedicht.
Zolang de mensheid ademhaalt en ogen heeft,
zolang bestaat dit vers, waarin u eeuwig leeft.