Nightingales

Robert Bridges / Gerald Finzi

BEAUTIFUL must be the mountains whence ye come,
And bright in the fruitful valleys the streams, wherefrom
Ye learn your song:
Where are those starry woods? O might I wander there,
Among the flowers, which in that heavenly air
Bloom the year long!

Nay, barren are those mountains and spent the streams:
Our song is the voice of desire, that haunts our dreams,
A throe of the heart.
Whose pining visions dim, forbidden hopes profound,
No dying cadence nor long sigh can sound,
For all our art.

Alone, aloud in the raptured ear of men
We pour our dark nocturnal secret: and then,
As night is withdrawn
From these sweet-springing meads and bursting boughs of May,
Dream, while the innumerable choir of day
Welcome the dawn.

PRACHTIG moeten de bergen zijn, vanwaar u komt, 
en helder de beken in groene valleien, alwaar 
uw lied ontstond.
Waar zijn die schitterende wouden? O mocht ik dwalen,
tussen de bloemen, die in de hemelse dalen
bloeien het hele jaar rond!

Nee, kaal zijn die bergen en droog staan de stromen:
ons lied is het lied van verlangen, dat spookt in onze dromen,
een hartepijn,
omdat kwijnende dromen vervagen, verboden verlangens verdrinken,
geen stembuiging noch lange zucht kan klinken,
hoe kunstig wij ook zijn.

Alleen, hoorbaar voor verrukte mensenoren
laten we ons nachtelijk geheim horen;
en als de nacht verstomt
droom dan van zoete honingdrank en meibloesem bij toverslag,
terwijl het duizendkoppig koor van de nieuwe dag
de dageraad verwelkomt.