En hiver, la mort meurtrière
entre dans les maisons;
elle cherche la sœur, le père,
et leur joue du violon.
Mais quand la terre remue
sous la bêche du printemps,
la mort court dans les rues
et salue les passants.
In de winter komt de moordende dood nader
de huizen worden door zijn komst verrast;
hij zoekt de dochter en de vader,
voor wie hij zijn viool bekrast.
Maar als de aarde tot leven komt
onder de spade van het voorjaar,
rent de dood door de straten, vermomd
en groet iedere voorbijganger zowaar.