Così me disprezzate?
Così mi disprezzate,
Così voi mi burlate?
Tempo verrà, ch’amore
Farà di vostro core
Quel che fate del mio;
Non più parole, addio.
Datemi pur martiri,
Burlate i miei sospiri,
Negatemi mercede,
Oltraggiate mia fede,
Ch’in vol vedrete poi
Quel che mi fate voi.
Beltà sempre non regna,
E s’ella pur v’insegna
A dispregiar mia fé,
Credete pur a me,
Che s’oggi m’ancidete,
Doman vi pentirete.
Non nega già, ch’in voi
Amor ha i pregi suoi,
Ma so, ch’il tempo cassa
Beltà, che fugge e passa.
Se non volete amare,
Io non voglio penare.
Il vostro biondo crine,
Le guance purpurine
Veloci più che Maggio
Tosto saran passaggio.
Prezzategli pur voi,
Ch’io riderò ben poi.
Veracht jij me zo?
Veracht jij me zo,
maak je me zo belachelijk?
De tijd komt nog, dat de liefde
jouw hart zal aandoen
wat je nu mij aandoet;
einde gesprek, vaarwel.
Kwel mij maar,
lach maar om mijn zuchten,
ontzeg mij je medelijden,
beledig mijn trouw,
tot je daarna opeens ziet
wat je me aandoet.
Schoonheid regeert niet eeuwig,
en als ze jou slechts leert
om mijn trouw te minachten,
geloof mij maar,
dat je me vandaag doodt,
en morgen spijt zult hebben.
Ik ontken inderdaad niet,
dat Amor jou goed heeft toebedeeld,
maar ik weet, dat de tijd schoonheid verwoest,
die is vluchtig en gaat voorbij.
Als jij niet lief wilt hebben,
wil ik niet lijden.
Jouw blonde lokken,
je rode wangen zullen,
sneller dan de meimaand,
spoedig voorbij zijn.
Houd ze nu maar in aanzien,
want later zal ik hard lachen.