Se l’aura spira
Se l’aura spira tutta vezzosa,
la fresca rosa ridente sta,
la siepe ombrosa di bei smeraldi
d’estivi caldi timor non ha.
A balli, a balli, liete venite,
ninfe gradite, fior di beltà.
Or, che sì chiaro il vago fonte
dall’alto monte al mar sen’ va.
Suoi dolci versi spiega l’augello,
e l’arboscello fiorito sta.
Un volto bello al l’ombra accanto
sol si dia vanto d’haver pieta.
Al canto, al canto, ninfe ridenti,
Scacciate i venti di crudelta.
Als de wind waait
Als de wind heel charmant waait,
blijven de frisse rozen lachen,
en de mooie smaragdgroene schaduwrijke haag
heeft geen last van de zomerse hitte.
Komt vrolijk naar het bal, naar het bal,
welgevallige nimfen, bloemen van schoonheid.
Vandaag stroomt de heldere lieflijke beek
van de hoge bergen naar de zee.
De vogels zingen uit volle borst,
en het struikgewas staat in bloei.
Laat de mooie mensen die hierheen komen
medelijden hebben met hun volgers.
Zing, zing, lachende nimfen,
verjaag de winden van onbarmhartigheid.