D’un extrême regret

Jacques Arcadelt

D’un extrême regret

D’un extrême regret mortellement atteinte,
Veuve, je soupirais nuit et jour ma complainte
Pour la mort de celui avec qui longuement
J’avais jusques alors vécu si chastement.

D’une autre passion je me sentais blessée,
De plusieurs gens d’honneur me voyant fort pressée,
Qui tous pour le renom de mon honnêteté
Désiraient s’allier avec ma chasteté.

Quand, pour chasser de moi cette tristesse enclose,
Mon destin consentait que je devinsse rose
Qui aux sages laissât de mes vertus l’odeur
Et aux présomptueux ma poignante rigueur.

Een smartelijk gemis

Een smartelijk gemis moest ik ten dode dragen,
en ik sleet dag en nacht in eenzaamheid en klagen
om de dood van hem met wie ik tot op heden
een lang en zuiver leven heb geleden.

Door een andere hartstocht voelde ik me bezwaard,
veel eerbare mannen hebben mij opzichtig aangestaard,
die mij allemaal om de faam van mijn fatsoen
en mijn reinheid een aanzoek wilden doen.

Wanneer, om dat opgesloten gevoel te verjagen,
mijn lot mij zou toestaan om een roos te zijn,
dan zou ik de wijzen met mijn geur behagen
en de verwaande kwasten kregen mijn venijn.