Our journey had advanced

Emily Dickinson / Karel Demoet

Our journey had advanced;
Our feet were almost come
To that odd fork in Being’s road,
Eternity by term.

Our pace took sudden awe,
Our feet reluctant led.
Before were cities, but between,
The forest of the dead.

Retreat was out of hope,–
Behind, a sealed route,
Eternity’s white flag before,
And God at every gate.

Onze reis vorderde goed;
Onze voeten bijna aangekomen
Bij die vreemde tweesprong op de zijnsweg,
Die eeuwigheid wordt genoemd.

Onze stappen werden plots eerbiedig,
We vorderden ternauwernood.
Voor ons lagen steden, maar daartussen,
De wouden van de dood.

We konden niet hopen op terugkeer,–
Achter ons een verzegeld oord,
Vóór ons de witte vlag van de eeuwigheid,
En God bij iedere poort.