Vier gedichten van Emily Dickinson (1830-1886) op muziek gezet door de hedendaagse componist Karel Demoet.
Safe in their Alabaster Chambers
Safe in their Alabaster Chambers –
Untouched by Morning
And untouched by noon –
Sleep the meek members of the Resurrection-
Rafter of Satin and Roof of Stone –
Light laughs the breeze
In the castle of sunshine-
Babbles the bee in a stolid ear
Pipe the sweet birds in ignorant cadence-
Ah, what sagacity perished here!
Grand go the Years,
In the Crescent above them –
Worlds scoop their Arcs –
And Firmaments – row –
Diadems – drop –
And Doges surrender –
Soundless as Dots,
On a Disk of Snow.
Veilig in hun albasten verblijf
Veilig in hun albasten verblijf –
Onwetend van de ochtend –
En onwetend van de dag –
Slapen de lieve leden der opstanding,
Bedekt met satijn en een stenen dak –
Lichtjes lacht de bries
door de toren van zonneschijn
babbelt de bij in een kalme aar
fluiten vrolijke vogeltjes hun argeloze noten
Ach, welk een wijsheid ligt daar!
Groots gaan de jaren,
In het gewelf bovengronds-
Het heelal volgt zijn bogen –
En sterren – hun strijd –
Diademen – vallen –
En doges moeten wijken –
Geluidloos als stippen,
Op een sneeuwtapijt.
Let down the bars, O death!
Let down the bars, O Death!
The tired flocks come in
Whose bleating ceases to repeat,
Whose wandering is done.
Thine is the stillest night,
Thine the securest fold;
Too near thou art for seeking thee,
Too willing to be called.
Laat neer de hekken, o dood!
Laat neer de hekken, o dood!
De vermoeide kuddes komen er aan
Hun blaten verstomt,
Hun zwerftocht is gedaan.
Van u is de stilste nacht,
Bij u de veiligste schoot;
U bent te nabij om u te zoeken,
Te gretig om u aan te roepen.
The daisy follows soft the sun
The daisy follows soft the sun –
And when his golden walk is done –
Sits shyly at his feet –
He – waking – finds the flower there –
Wherefore – Marauder – art thou here?
Because, sir, love is sweet!
We are the flower – Thou the sun!
Forgive us, if as days decline –
We nearer steal to thee!
Enamored of the parting West –
The peace – the flight – the amethyst –
Night’s possibility!
De madelief volgt stilletjes de zon
De madelief volgt stilletjes de zon
En als zijn baan raakt aan de horizon
Zit ze verlegen bij hem neer-
Bij zijn ontwaken vindt hij haar-
Waarom – plunderaar – zit je daar?
Omdat de liefde zoet is, heer!
Wij zijn de bloem – u bent de zon!
Vergeef ons, dat wij, toen de avond begon,
Stilletjes op u hebben gewacht!
Verliefd op uw wijken in de west-
De vrede – de vlucht – de amethist
De kansen van de nacht!
Our journey had advanced
Our journey had advanced;
Our feet were almost come
To that odd fork in Being’s road,
Eternity by term.
Our pace took sudden awe,
Our feet reluctant led.
Before were cities, but between,
The forest of the dead.
Retreat was out of hope,–
Behind, a sealed route,
Eternity’s white flag before,
And God at every gate.
Onze reis vorderde goed
Onze reis vorderde goed;
Onze voeten bijna aangekomen
Bij die vreemde tweesprong op de zijnsweg,
Die eeuwigheid wordt genoemd.
Onze stappen werden plots eerbiedig,
We vorderden ternauwernood.
Voor ons lagen steden, maar daartussen,
De wouden van de dood.
We konden niet hopen op terugkeer,–
Achter ons een verzegeld oord,
Vóór ons de witte vlag van de eeuwigheid,
En God bij iedere poort.