Lagrime mie
Lagrime mie, à che vi trattenete?
Perchè non isfogate il fier dolore
che mi toglie‘l respiro e opprime il core?
Lidia che tanto adòro,
Perchè un guardo pietoso,
ahi! mi donò,
il paterno rigor, l’imprigionò.
Trà due mura rinchiusa sta
la bella innocente
Dove giunger non può raggio di sole;
E quel che più mi duole
Ed accresc’ al mio mal
Tormenti e pene,
È che per mia cagione provi male
il mio bene!
E voi, lumi dolenti, non piangete?
Lagrime mie, à che vi trattenete?
Lidia, ahimè, veggo mancarmi
l’idol mio che tanto adoro,
Stà colei trà duri marmi, per cui spiro
E pur non moro?
Se la morte m’è gradita,
Hor che son privo di speme
Deh, toglietemi la vita
(ve ne prego) aspre mie pene.
Mà ben m’accorgo, che per
tormentarmi maggiormente,
La sorte mi niega anco la morte.
Se dunque è vero, o Dio,
Che sol del pianto mio,
Il rio destino hà sete.
Lagrime mie à che vi trattenete
Perchè non isfogate il fier dolore
Che mi toglie il respiro e opprime il core
Mijn tranen
Mijn tranen, waarom houden jullie je in?
Waarom uit je niet het heftige verdriet
dat mij de adem beneemt en mijn hart bedrukt?
Lidia, die ik zo bemin,
om een liefderijke blik,
die ze me helaas schonk,
sloot haar vader haar rigoureus op.
Tussen twee muren blijft
de onschuldige schoonheid gevangen
waar geen sprankje zon haar kan bereiken;
en wat me nog meer verontrust
en wat mijn kwellingen verergert
en mijn pijn nog groter maakt,
is dat ik de oorzaak ben van het ongeluk
van mijn grote liefde!
En jullie, bedroefde ogen, huilen niet?
Mijn tranen, waarom houden jullie je in?
Lidia, ach, ik mis je zo,
mijn idool, jou bewonder ik, voor jou leef ik,
ik wil bij je zijn tussen de koude harde muren.
Waarom sterf ik toch niet?
Als de dood mij graag ziet,
nu ik van mijn hoop beroofd ben
och, bevrijd mij van het leven
(smeek ik u), van mijn bittere pijn.
Maar ik merk wel, dat
het lot mij de dood niet gunt
om mijn lijden te vergroten..
Als dat dus waar is, mijn God,
dan hunkert het boosaardige lot
alleen naar mijn tranen.
Mijn tranen, waarom houden jullie je in?
Waarom geef je geen uiting aan het wrede verdriet dat mij de adem beneemt en mijn hart bedrukt?