Rejoice in the Lamb

Christopher Smart / Benjamin Britten

Geschiedenis

Britten componeerde het werk op verzoek van predikant Walter Hussey van St Matthews Church in Northampton naar een tekst van de dichter Christopher Smart. Christopher Smart had volgens zijn schoonvader een geloofsmanie en die liet hem opsluiten in een psychiatrisch ziekenhuis. Aldaar schreef Smart zijn Jubilate Agno midden 18e eeuw. Gezien het thema werd het boek pas in 1939 gepubliceerd. W.H. Auden, toen nog vriend van Britten en ex-studiegenoot, maakte Britten op dat boek attent. Britten maakte feitelijk een uittreksel uit de tekst van Jubilate Agno en werkte aan zijn Cantate in mei, juni en juli 1943 om het op 17 juli 1943 te voltooien. De festiviteiten vonden plaats op 21 september 1943, Britten dirigeerde zelf het plaatselijke koor.
Het Jubilate Agno van Smart bestaat uit vier delen, A, B, C en D, en omvat meer dan 1200 regels. Alle regels in bepaalde gedeelten beginnen met het woord ‘Let’, alle regels in andere gedeelten beginnen met het woord ‘For’. Het plan van Smart was om de Let- en For-passages als beurtzang te gebruiken, naar een uitvoeringspraktijk van bijbelse Hebreeuwse poëzie*.

Dit idee wordt door Britten niet gehandhaafd. Hij selecteert uit de volledige tekst 48 regels, onderverdeeld in vijf secties en negen verzen . In onze weergave van tekst en vertaling volgen we de indeling van Britten.

*bron: wikipedia

I Opening hymn

Rejoice in God, O ye Tongues;
Give the glory to the Lord,
And the Lamb.
Nations, and languages,
And every Creature
In which is the breath of Life.
Let man and beast appear before him,
And magnify his name together.

Let Nimrod, the mighty hunter,
Bind a leopard to the altar
And consecrate his spear to the Lord.

Let Ishmail dedicate a tyger,
And give praise for the liberty
In which the Lord has let him at large.

Let Balaam appear with an ass,
And bless the Lord his people
And his creatures for a reward eternal.

Let Daniel come forth with a lion,
And praise God with all his might
Through faith in Christ Jesus.

Let Ithamar minister with a chamois,
And bless the name of Him
That cloatheth the naked.

Let Jakim with the satyr
Bless God in the dance,
Dance, dance, dance.

Let David bless with the bear
The beginning of victory to the Lord,
To the Lord the perfection of excellence.

Hallelujah, hallelujah,
Hallelujah from the heart of God,
And from the hand of the artist inimitable,
And from the echo of the heavenly harp
In sweetness magnifical and mighty.
Hallelujah, hallelujah, hallelujah.

I Opening hymne

Verheugt u in God, al wat spreken kan;
betoon de eerbewijzen aan de Heer
en aan het Lam.
Volkeren en talen,
en ieder schepsel
waarin de levensadem is.
Laat mens en beest voor hem verschijnen,
en gezamenlijk zijn naam verheerlijken.

Laat Nimrod, de machtige jager,
een luipaard op het altaar vastbinden
en zijn speer wijden aan de Heer.

Laat Ismaël een tijger opdragen,
en de vrijheid prijzen
die de Heer hem ruimschoots heeft toegestaan.

Laat Bileam verschijnen met een ezel,
en moge de Heer zijn volk zegenen,
en zijn schepselen als een altijddurende beloning.

Laat Daniël naar voren komen met een leeuw,
en laat hem God prijzen met al zijn macht
door geloof in Jezus Christus.

Laat Ithamar dienen met een berggeit,
en de naam prijzen van Hem
die de naakten kleedde.

Laat Jakim met de sater
God zegenen met een dans,
dans, dans, dans.

Laat David met de beer zegenen
het begin van de overwinning voor de Heer,
voor de Heer de volstrekte majesteit.

Halleluja, halleluja,
halleluja van het hart van God,
en van de hand van de onnavolgbare kunstenaar,
en van de echo van de hemelse harp,
in heerlijkheid magnifiek en machtig.
Halleluja, halleluja, halleluja.

II Animistic praise

For I will consider my cat Jeoffry.
For he is the servant of the living God.
Duly and daily serving him.

For at the first glance
Of the glory of God in the East
He worships in his way.
For this is done by wreathing his body
Seven times round with elegant quickness.
For he knows that God is his saviour.
For God has bless’d him
In the variety of his movements.
For there is nothing sweeter
Than his peace when at rest.

For I am possessed of a cat,
Surpassing in beauty,
From whom I take occasion
To bless Almighty God.

For the Mouse is a creature
Of great personal valour.
For this is a true case–
Cat takes female mouse,
Male mouse will not depart,
but stands threat’ning and daring.
If you will let her go,
I will engage you,
As prodigious a creature as you are.

For the Mouse is a creature
Of great personal valour.
For the Mouse is of
An hospitable disposition.

For the flowers are great blessings.
For the flowers are great blessings.
For the flowers have their angels,
Even the words of God’s creation.
For the flower glorifies God
And the root parries the adversary.
For there is a language of flowers.
For the flowers are peculiarly
The poetry of Christ.

II Animistische lofprijzing

Want neem nou mijn kat Jeoffry.
Want hij is de dienaar van de levende God,
die hij naar behoren elke dag dient.

Want bij het eerste licht
van God’s glorie in het oosten
is hij op zijn eigen manier met eerbied vervuld.
Want dat doet hij door met zijn lichaam zeven 
rondjes te draaien, snel en elegant.
Want hij weet dat God zijn redder is.
Want God heeft hem gezegend
in de variatie van zijn bewegingen.
Want niets is liever
dan zijn vredigheid als hij slaapt.

Want ik ben bezeten van een kat,
van een ongeëvenaarde schoonheid,
die mij ertoe aanzet
om de almachtige God te loven.

Want de muis is een wezen
met enorme persoonlijke dapperheid.
Want dit is waargebeurd:
kat vangt vrouwtjesmuis,
mannetjesmuis loopt niet weg,
maar blijft staan dreigen en uitdagen:
“als je haar laat gaan,
zal ik de strijd met je aanbinden,
wat een wonderbaarlijk schepsel je ook bent.”

Want de muis is een wezen
met enorme persoonlijke dapperheid.
Want de muis heeft
een hartelijk karakter.

Want de bloemen zijn een geweldige zegen.
Want de bloemen zijn een geweldige zegen.
Want de bloemen hebben hun engelen,
zelfs de woorden van God’s schepping.
Want de bloem eert God
en de wortel ontwijkt de vijand.
Want er is een taal van bloemen.
Want de bloemen zijn op eigenaardige wijze
de poëzie van Christus.

III Lament

For I am under the same accusation
With my Savior,
For they said,
He is besides himself.
For the officers of the peace
Are at variance with me,
And the watchman smites me
With his staff.
For the silly fellow, silly fellow,
Is against me,
And belongeth neither to me
Nor to my family.
For I am in twelve hardships,
But he that was born of a virgin
Shall deliver me out of all,
Shall deliver me out of all.

III Klaagzang

Want ik lig onder dezelfde aanklacht
als mijn Redder,
want ze zeiden:
“hij is buiten zichzelf.”
Want de ambtenaren van de vrede
zijn gebrouilleerd met mij,
en de bewaker slaat mij
met zijn staf.
Want de dwaze kerel, dwaze kerel,
is tegen mij,
en hoort niet bij mij
en ook niet bij mijn familie.
Want ik lijd twaalf ontberingen,
maar hij die geboren werd uit een maagd
zal me uit alle twaalf verlossen,
zal me uit alle twaalf verlossen.

IV Mystic praise

For H is a spirit and therefore he is God.
For K is king and therefore he is God.
For L is love and therefore he is God.
For M is musick and therefore he is God.
And therefore he is God.

For the instruments are by their rhimes,
For the shawm rhimes are lawn fawn and the like.
For the shawm rhimes are moon boon and the like.
For the harp rhimes are sing ring and the like.
For the harp rhimes are ring string and the like.
For the cymbal rhimes are bell well and the like.
For the cymbal rhimes are toll soul and the like.
For the flute rhimes are tooth youth and the like.
For the flute rhimes are suit mute and the like.
For the bassoon rhimes are pass class and the like.
For the dulcimer rhimes are grace place and the like.
For the clarinet rhimes are clean seen and the like.
For the trumpet rhimes are sound bound and the like.

For the trumpet of God is a blessed intelligence
And so are all the instruments in Heav’n.
For God the Father Almighty plays upon the harp
Of stupendous magnitude and melody.

IV Mystieke lofprijzing

Want H is geest en daarom is hij God.
Want K is koning en daarom is hij God.
Want L is liefde en daarom is hij God.
Want M is muziek en daarom is hij God.
En daarom is hij God.

Want de instrumenten staan bij hun rijmwoorden.
Want op schalmei rijmt gerei en abdij en dergelijke.
Want op schalmei rijmt maan zwaan en dergelijke.
Want op harp rijmt zing ring en dergelijke.
Want op harp rijmt ring string en dergelijke.
Want op cymbaal rijmt bal wal en dergelijke.
Want op cymbaal rijmt wiel ziel en dergelijke.
Want op fluit rijmt kruid snuit en dergelijke.
Want op fluit rijmt bruid huid en dergelijke.
Want op fagot rijmt pas klas en dergelijke.
Want op cimbalom rijmt vlees prees en dergelijke.
Want op klarinet rijmt tien zien en dergelijke.
Want op trompet rijmt vrouw mouw en dergelijke.

Want de trompet van God is een gezegende intelligentie
net zo als alle instrumenten in de Hemel.
Want de Almachtige God de Vader speelt op een harp
van een ongelofelijke omvang en melodie.

V Closing hymn

For at that time malignity ceases
And the devils themselves are at peace.
For this time is perceptible to man
By a remarkable stillness and serenity of soul.

Hallelujah, hallelujah,
Hallelujah from the heart of God,
And from the hand of the artist inimitable,
And from the echo of the heavenly harp
In sweetness magnifical and mighty.
Hallelujah, hallelujah, hallelujah.

V Afsluitende hymne

Want op dat moment stopt kwaadaardigheid
en komen de duivels zelf tot rust.
Want deze tijd is waarneembaar voor de mensheid
door een opmerkelijke rust en helderheid van de ziel.

Halleluja, halleluja,
halleluja van het hart van God,
en van de hand van de onnavolgbare kunstenaar,
en van de echo van de hemelse harp,
in heerlijkheid magnifiek en machtig.
Halleluja, halleluja, halleluja.

Five flower songs

Robert Herrick / George Crabbe / John Clare / Benjamin Britten

1. To daffodils

Fair daffodils, we weep to see
You haste away so soon;
As yet the early-rising sun
Has not attain’d his noon.
Stay, stay
Until the hasting day
Has run
But to the evensong,
And, having pray’d together, we
Will go with you along.

We have short time to stay, as you,
We have as short a spring;
As quick a growth to meet decay,
As you, or anything.
We die,
As your hours do, and dry
Away,
Like to the summer’s rain,
Or as the pearls of morning’s dew,
Ne’er to be found again.

Voor de narcissen

Mooie narcissen, met lede ogen
zien we u zo snel verdwijnen:
nog vóór de vroeg-opgaande zon
haar zenit heeft bereikt.
Blijf, blijf
tot de avonddienst
de korte dag
besluit;
en na een gezamenlijk gebed
zullen we samen gaan.

Wij blijven even kort als u,
onze lente is zo snel voorbij!
Een snelle bloei en dan verval
als u, als wat dan ook.
Ons uur
heeft even snel geslagen,
we verdampen
als een zomerbui,
of de dauwdruppels in de ochtend:
men vindt er nooit meer iets van terug.

2. The succession of the four sweet months

First, April, she with mellow showers
Opens the way for early flowers,
Then after her comes smiling May
In a more rich and sweet array,
Next enters June and brings us more
Gems than those two that went before,
Then (lastly,) July comes and she
More wealth brings in than all those three;
April! May! June! July!

Vier heerlijke maanden na elkaar

Eerst komt april, met zoete regens,
En baant de weg voor vroege bloeiers
Daarna komt de vriendelijke mei
Nog rijker en veelkleuriger uitgedost
Vervolgens brengt juni meer juweeltjes
Dan haar twee voorgangers
Totdat (uiteindelijk) juli komt en nog
Groter rijkdom brengt dan de vorige drie
April, mei, juni, juli!

3. Marsh flowers

Here the strong mallow strikes her slimy root,
Here the dull nightshade hangs her deadly fruit;

On hills of dust the henbane’s faded green,
And pencill’d flower off sickly scent is seen;

Here on his wiry stem in rigid bloom,
Grows the sea lavender that lacks perfume.

At the wall’s base the fiery nettle springs,
With fruit globose and fierce with poison’d stings;

In ev’ry chink delights the fern to grow,
With glossy leaf and tawny bloom below.

The few dull flowers that o’er the place are spread,
Far take the nature of their fanny bed.

These, with our seaweeds rolling up and down,
Form the contracted Flora off our town.

Moerasbloemen

Hier slaat het sterke kaasjeskruid haar slijmerige wortels uit,
hier hangt de zwarte nachtschade haar dodelijke fruit;

op hopen vuilnis zie je dolkruid’s vaalgroene bloem,
aan zijn misselijkmakende geur ontleent hij zijn roem.

Hier op weerbarstige steel en met stugge bloei,
zie je de geurloze lamsoor met zijn trage groei;

aan de voet van de muur woekeren brandnetels,
met hun bolle vruchten en giftige stekels.

In elke kier zie je de varen groeien,
met zijn glanzende blad waaronder tanige bloempjes bloeien:

hier en daar vind je wat saaie bloempjes en lover,
die nemen de aard van hun bedding over.

Al dezen, samen met ons zeewier dat deint op het wad,
Vormen de kwijnende flora van onze stad.

4. The evening primrose

When once the sun sinks in the west,
And dewdrops pearl the evening’s breast;
Almost as pale as moonbeams are
Or its companionable star
The evening primrose opes anew
Its delicate blossoms to the dew.
And hermitlike, shunning the light,
Wastes its fair bloom upon the night;
Who, blindfold to its fond caresses
Knows not the beauty he posesses.
Thus it blooms on while night is by;
When day looks out with open eye,
Bashed at the gaze it cannot shun
It faints and withers and is gone.

De teunisbloem

Als de zon in het westen ondergaat
In de avondboezem dauwdruppels achterlaat,
Bijna zo bleek als manestralen zijn
Of vriendelijke sterrenschijn
Opent de teunisbloem getrouw
Haar fijne bloesem voor de dauw.
En lichtschuw als een kluizenaar in de nacht,
Verspilt ze haar schitterende bloemenpracht;
De nacht weet zich geen eigenaar,
Blind voor haar tedere gebaar.
Tot einde nacht schenkt ze haar bloem,
De nieuwe dag brengt haar geen roem,
Ze botst op het licht dat ze niet kan ontlopen
Ze verslapt en verwelkt en het is afgelopen.

5. The Ballad of Green Broom

There was an old man lived out in the wood,
And his trade was a-cutting of broom, green broom,
He had but one son without thought without good
Who lay in his bed till ’t was noon, bright noon.

The old man awoke one morning and spoke,
He swore he would fire the room, that room,
If his John would not rise and open his eyes,
And away to the wood to cut broom, green broom.

So Johnny arose and slipp’d on his clothes
And away to the wood to cut broom, green broom,
He sharpen’d his knives, and for once he contrives
To cut a great bundle of broom, green broom.

When Johnny pass’d under a Lady’s fine house,
Pass’d under a Lady’s fine room, fine room,
She call’d to her maid: “Go fetch me,” she said,
“Go fetch me the boy that sells broom, green broom!”

When Johnny came into the Lady’s fine house,
And stood in the Lady’s fine room, fine room,
“Young Johnny” she said, “Will you give up your trade
And marry a lady in bloom, full bloom?”

Johnny gave his consent, and to church they both went,
And he wedded the Lady in bloom, full bloom;
At market and fair, all folks do declare,
There’s none like the Boy that sold broom, green broom.

De ballade van John van de brem

Er was eens een oude man, die woonde in het bos,
Hij sneed brem voor bezems, en sneed er op los.
Hij had slechts één zoon, en die nam zijn gemak,
Die bleef in zijn bed tot de middag aanbrak.

Op een dag was de man het goed zat, had het gehad,
Hij zwoer de kamer in brand te steken, hij zou het doen
Als zijn John niet zou opstaan en prompt aan de slag gaan
om in het bos brem te snijden, jong en groen.

Dus Johnny stond op en kleedde zich aan toen,
en ging naar het bos voor de brem, jong en groen.
Hij sleep zijn gereedschap en sneed tot zijn blijdschap,
een grote bos brem, jong en groen.

John kwam langs het huis van een rijke mevrouw,
Hij passeerde haar raam, jong en groen,
Zij sprak tot haar meid, “Breng me zonder respijt,
die jongen, die wil ik heel gauw!”

En Johnny kwam binnen bij de dure mevrouw
en stond in haar kamertje, groen.
“Jongeman, sprak ze lief, wil jij alsjeblieft,
een dame trouwen, in volle bloei en goeden doen?”

Johnny zei meteen ja, ze gingen naar de kerk weldra,
en hij trouwde de dame in volle bloei en goeden doen.
Op markten en pleinen, loopt ieder te geinen
over slimme John van de brem, jong en groen!