The breaths of kissing night and day
Were mingled in the eastern Heaven,
Throbbing with unheard melody,
Shook Lyra all its star-cloud seven.
When dusk shrank cold, and light trod shy,
And dawn’s grey eyes were troubled grey;
And souls went palely up to the sky,
And mine to Lucidè,
There was no change in her sweet eyes
Since last I saw those sweet eyes shine;
There was no change in her deep heart
Since last that deep heart knocked at mine.
Her eyes were clear, her eyes were Hope’s,
Wherein did ever come and go
The sparkle of the fountain drops
From her sweet soul below.
The chambers in the house of dream
Are fed with so divine an air,
That Time’s hoar wings grow young therein,
And they who walk there are most fair.
I joyed for me, I joyed for her,
Who with the Past meet girt about:
Where her last kiss still warms the air,
Nor can her eyes go out.
De zuchten van het kussen dag en nacht
Leken de oostelijke hemel in te zweven,
Kloppend met ongehoorde melodieënpracht,
Roerde de sterrenwolk van Lyra alle zeven.
Waar de schemering koud en het licht schuw zwegen,
De grijze ogen van de dageraad vol bezorgdheid;
En zielen bleekjes naar de hemel stegen,
En de mijne naar Luciditeit.
Er was geen verandering in haar lieve ogen
Sinds ik die lieve ogen zo zag stralen;
Er was geen verandering in haar diepe hart
Sinds laatst dat diepe hart mij kwam halen.
Haar ogen waren helder, waren een goudmijn,
Waarin steeds kwam en viel
De glinstering van de fontein
Vanuit haar zoete ziel.
De kamers in het dromenhuis
Zijn goddelijk ingericht,
De berijpte vleugels van de tijd zijn er thuis,
En die daar lopen zijn als verlicht.
Ik was blij voor mij, ik was blij voor haar,
Wij, die elkaar omringd door het verleden ontmoetten:
Waar haar laatste kus nog steeds de lucht aldaar
Verwarmt, en haar ogen mij altijd begroeten.