Quanto il mio duol

Giovanni Bocaccio / Orlando di Lasso

Quanto il mio duol senza conforto sia,
Signor, tu ‘l puoi sentire,
Tanto ti chiamo con dolorosa voce.
E dico ti che tanto e si mi cuoce
Che per minor martir la morte bramo.
Venga, dunque, la mia.
Vita crudel e ria
Termini co’l suo colpo ‘l mio furore,
Ch’ove ch’io vada sentiro minore.

[]

Hoe uitzichtloos is mijn verdriet,
Heer, U kent mij door en door,
Zo roep ik u met bedrukt gemoed.
En ik zeg u dat er zoveel is dat mij pijn doet
dat ik om minder te lijden verlang naar de dood.  
Kom dan toch, mijn dood.
Maak met één klap, heftig en groot,
een einde aan mijn miserabele tijden,
zodat ik, waar ik ook ga, minder zal lijden.

Tutto lo di

Orlando di Lasso

Tutto lo di

Tutto lo dì mi dici: “Canta, canta!”
Non vedi ca non posso refiatare!
A che tanto cantare?
Vorria che mi dicessi “Sona, sona!”
Non le campan’a nona
Ma lo cimbalo tuo
Se canto ri-ro ro-ri-ro-gne
S’io t’haggio sott’ a st’ogne.

De hele dag 

De hele dag zeg je tegen me: “zing, zing!”
Zie je niet dat ik me moet bedwingen!
Waarom moet ik zo vaak zingen?
Ik wou dat je zou zeggen: “speel, speel!”
Niet op de bel voor het gebedsritueel
maar op jouw pronkjuwelen
zou ik je overal stri-stra-strelen
als ik jou nu mocht bespelen.

Matona, mia cara

Orlando di Lasso

Hete soldatenliefde

‘Matona mia cara’ is een warmbloedig, beloftevol en enigszins plat soldatenlied. Soms wordt per abuis gedacht dat dit een Marialied is, maar in werkelijkheid gaat het over een soldaat die een schone dame probeert te verleiden.

Di Lasso werd in 1532 als Orlande de Lassus geboren in Bergen (Mons) in Henegouwen (nu België). Als componist behoort hij dus tot de ‘componisten van de Lage Landen’. Hij was een echte Europeaan, reisde en werkte in verschillende landen, en verwierf internationaal groot aanzien.

Hoewel ‘Matona’ in onze tijd geen onbekende is, hoor je niet direct waar het over gaat. Voor de vertaling heb ik geprobeerd ritme en rijm, die een belangrijke rol hebben in dit lied, ‘mee te vertalen’. 

Matona, mia cara

Matona, mia cara, Mi follere canzon, 
Cantar sotto finestra, Lantze bon compagnon. 
 
Ti prego m’ascoltare, che mi cantar de bon,
E mi ti foller bene, come greco e capon.
 
Com’andar alle cacce, cacciar, cacciar con le falcon,
Mi ti portar becacce, grasse come rognon.
 
Se mi non saper dire, tante belle razon,
Petrarcha mi non saper, Ne fonte d’Helicon.
 
Se ti mi foller bene, mi non esser poltron,
Mi ficcar tutta notte, urtar come monton,

Don don don, diri diri, don don don don.

Mijn lieve, schone dame

hoor lieve schone dame, mijn lied in vierkwartsmaat, 
ik zing hier voor jouw venster, ik ben een goed soldaat. 
 
Ik vraag je om te luist’ren, ik zing geheel niet kwaad, 
en ik zal van je houden, als een Griek van zijn gebraad. 
 
Ik zal voor jou gaan jagen, de valk mijn beste maat, 
dan breng ik jou een duifje, een vette van formaat. 
 
‘k heb weinig mooie woorden, en ook geen gladde praat, 
ik ken Petrarca niet, en ook Helicon is een hiaat. 
 
Als jij mij wel ziet zitten, dan ben ik snel paraat, 
Ik kan nachtenlang seksen, tot aan de dageraad. 

Tra la la, tierelierelierelaat.

Le voglie e l’opre mie

Francesco Petrarca / Orlando di Lasso

vertaling Le voglie e l’opre mie

Dit prachtige sonnet van Petrarca, getoonzet door Orlando di Lasso, is een van de eerste liederen die ik vertaald heb, op basis van een hulpvertaling door iemand die kennis had van oud-italiaans (ik ben helaas haar naam kwijtgeraakt). In het ensemble ‘Changez vos voix’ wilden we een programmaboekje maken voor het concert, met de vertaling van de liederen die we zongen. Voor mij was dit het begin van een uit de hand gelopen hobby, het vertalen van poëzie en liederen.

Le voglie e l’opre mie

Le voglie e l’opre mie, gelate e spente
Preggio non hebber, d’immortale honore
Che priva l’alma in se del tuo favore
d’Acquistar tanto ben non e possente
 
Alsi, sudai, temei, liet’e dolente
Cercai fuggendo in un l’odio e l’amore,
Vollie pregiai quel che credei peggiore
E contrario a mestesso fui souvente
 
Non fu colle o campagna o rivo o fiume
Che non cercasser le mie voglie accorte
Per trovar quel l’ondio m’arda e consume
 
E fatto piu nel mal ardito e forte
Qual, chi nulla te mendo assai presume
Sprezzai quanto di ben m’e dato in sorte

Mijn lust en mijn leven

Mijn zinnen zijn volledig uitgeblust
mijn kille daden vonden geen bekroning
want zonder jouw waardering en beloning
werd mijn ziel niet tot zaligheid gekust
 
ik lachte en ik huilde, was blij en ongerust
joeg haat en liefde beide uit mijn woning
was van het kwaad de ongekroonde koning
en in mijzelve vond ik nimmer rust
 
er was geen heuvel, veld, oever of stroom
die niet bezocht werd door mijn wakk’re zinnen
op zoek naar haar van wie ik enkel droom
 
maar aangetast door ‘t kwaad, en buiten zinnen
-een man die alles opeist zonder schroom-
kon ik wat mij gegeven werd niet innen