Bonjour, mon coeur

Pierre de Ronsard / Orlando di Lasso

Bonjour mon coeur,
bonjour ma douce vie.
Bonjour mon oeil,
bonjour ma chère amie,
Hé ! bonjour ma toute belle,
Ma mignardise, bonjour,
Mes délices, mon amour,
Mon doux printemps,
ma douce fleur nouvelle,
Mon doux plaisir,
ma douce colombelle,
Mon passereau,
ma gente tourterelle,
Bonjour, ma douce rebelle.

Hé ! faudra-t-il que quelqu’un me reproche
Que j’aie vers toi le coeur plus dur que roche
De t’avoir laissée, maîtresse,
Pour aller suivre le Roi,
Mendiant je ne sais quoi
Que le vulgaire appelle une largesse?
Plutôt périsse honneur, court, et richesse,
Que pour les biens jamais je te relaisse,
Ma douce et belle déesse.

Goedemorgen, mijn liefje,
goedemorgen mijn zoete leven
Goedemorgen, mijn oogappeltje,
goedemorgen, mijn lieve vriendin,
Ha, gegroet, mijn allermooiste,
mijn bevallige, goedemorgen,
Mijn heerlijkheid, mijn liefde,
Mijn fijne lente,
mijn frisse, nieuwe bloem
Mijn lieve vreugde,
mijn zoete duifje
Mijn vogeltje,
mijn zachte tortelduifje
Goedemorgen, mijn lieve ondeugd.

O, mag iemand me verwijten
dat mijn hart voor jou harder is dan steen
omdat ik je verlaten heb, mijn prachtvrouw,
om de koning te volgen,
een bedelaar om iets
dat het volk vrijgevigheid noemt?
Liever zou ik mijn eer, huis en rijkdom verliezen
dan dat ik jou omwille van welstand zou verlaten,
mijn lieve, schone godin.

Quanto il mio duol

Giovanni Bocaccio / Orlando di Lasso

Quanto il mio duol senza conforto sia,
Signor, tu ‘l puoi sentire,
Tanto ti chiamo con dolorosa voce.
E dico ti che tanto e si mi cuoce
Che per minor martir la morte bramo.
Venga, dunque, la mia.
Vita crudel e ria
Termini co’l suo colpo ‘l mio furore,
Ch’ove ch’io vada sentiro minore.

[]

Hoe uitzichtloos is mijn verdriet,
Heer, U kent mij door en door,
Zo roep ik u met bedrukt gemoed.
En ik zeg u dat er zoveel is dat mij pijn doet
dat ik om minder te lijden verlang naar de dood.  
Kom dan toch, mijn dood.
Maak met één klap, heftig en groot,
een einde aan mijn miserabele tijden,
zodat ik, waar ik ook ga, minder zal lijden.

Tutto lo di

Orlando di Lasso

Tutto lo di

Tutto lo dì mi dici: “Canta, canta!”
Non vedi ca non posso refiatare!
A che tanto cantare?
Vorria che mi dicessi “Sona, sona!”
Non le campan’a nona
Ma lo cimbalo tuo
Se canto ri-ro ro-ri-ro-gne
S’io t’haggio sott’ a st’ogne.

De hele dag 

De hele dag zeg je tegen me: “zing, zing!”
Zie je niet dat ik me moet bedwingen!
Waarom moet ik zo vaak zingen?
Ik wou dat je zou zeggen: “speel, speel!”
Niet op de bel voor het gebedsritueel
maar op jouw pronkjuwelen
zou ik je overal stri-stra-strelen
als ik jou nu mocht bespelen.

Matona, mia cara

Orlando di Lasso

Hete soldatenliefde

‘Matona mia cara’ is een warmbloedig, beloftevol en enigszins plat soldatenlied. Soms wordt per abuis gedacht dat dit een Marialied is, maar in werkelijkheid gaat het over een soldaat die een schone dame probeert te verleiden.

Di Lasso werd in 1532 als Orlande de Lassus geboren in Bergen (Mons) in Henegouwen (nu België). Als componist behoort hij dus tot de ‘componisten van de Lage Landen’. Hij was een echte Europeaan, reisde en werkte in verschillende landen, en verwierf internationaal groot aanzien.

Hoewel ‘Matona’ in onze tijd geen onbekende is, hoor je niet direct waar het over gaat. Voor de vertaling heb ik geprobeerd ritme en rijm, die een belangrijke rol hebben in dit lied, ‘mee te vertalen’. 

Matona, mia cara

Matona, mia cara, Mi follere canzon, 
Cantar sotto finestra, Lantze bon compagnon. 
 
Ti prego m’ascoltare, che mi cantar de bon,
E mi ti foller bene, come greco e capon.
 
Com’andar alle cacce, cacciar, cacciar con le falcon,
Mi ti portar becacce, grasse come rognon.
 
Se mi non saper dire, tante belle razon,
Petrarcha mi non saper, Ne fonte d’Helicon.
 
Se ti mi foller bene, mi non esser poltron,
Mi ficcar tutta notte, urtar come monton,

Don don don, diri diri, don don don don.

Mijn lieve, schone dame

hoor lieve schone dame, mijn lied in vierkwartsmaat, 
ik zing hier voor jouw venster, ik ben een goed soldaat. 
 
Ik vraag je om te luist’ren, ik zing geheel niet kwaad, 
en ik zal van je houden, als een Griek van zijn gebraad. 
 
Ik zal voor jou gaan jagen, de valk mijn beste maat, 
dan breng ik jou een duifje, een vette van formaat. 
 
‘k heb weinig mooie woorden, en ook geen gladde praat, 
ik ken Petrarca niet, en ook Helicon is een hiaat. 
 
Als jij mij wel ziet zitten, dan ben ik snel paraat, 
Ik kan nachtenlang seksen, tot aan de dageraad. 

Tra la la, tierelierelierelaat.