Farewell to Arms

Ralph Knevet / Gerald Finzi

1

The helmet now an hive for bees becomes,
And hilts of swords may serve for spiders’ looms,
Sharp pikes may make
Teeth for a rake,
And the keen blade, the arch enemy of life,
Shall be degraded to a pruning knife:
The rustic spade
Which first was made
For honest agriculture, shall retake
Its primitive employment, and forsake
The rampires steep,
And trenches deep.
Tame conies in our brazen guns shall breed,
Or gentle doves their young ones there shall feed;
In musket barrels
Mice shall raise quarrels
For their quarters:
The ventriloquious drum
(Like lawyers in vacations) shall be dumb:
Now all recruits
(But those of fruits)
Shall be forgot: and the unarmed soldier
Shall only boast of what he did whilere,
In chimneys’ ends
Among his friends.

1

De helm is nu tot bijenkorf verbouwd,
In het heft van een zwaard is een spinnenweb gebouwd,
een puntige lans
verleent de harktanden hun glans,
en de aartsvijand van het leven, de scherpe kling,
zal verworden tot een tuinmes of een keukending;
de grove spade
verdient genade
en zal de boerengrond weer losmaken,
het eenvoudige landwerk, en zal verzaken
om de vestingwal te handhaven,
of de diepe loopgraven.
Tamme konijntjes zullen in onze bronzen kanonnen broeden,
of tedere duiven zullen hun jongen daar voeden;
en de muizen bezetten
de loop van musketten
om een nest op te zetten:
de buiksprekende trom
(als een strafpleiter op zijn vrije dag) is stom:
alle rekruten
(behalve de bruten)
worden vergeten; en de ongewapende soldaat
vertelt nog sterke verhalen over zijn heldendaad,
bij een biertje met zijn kameraden
zeer vastberaden.

2

His golden locks Time hath to silver turned.
O Time too swift! Oh swiftness never ceasing!
His youth ‘gainst Time and Age hath ever spurned,
But spurned in vain; youth waneth by increasing.
Beauty, strength, youth are flowers but fading seen;
Duty, faith, love are roots and ever green.

His helmet now shall make a hive for bees,
And lover’s sonnets turn to holy psalms.
A man-at-arms must now serve on his knees,
And feed on prayers which are Age’s alms.
But though from Court to cottage he depart,
His Saint is sure of his unspotted heart.

And when he saddest sits in homely cell,
He’ll teach his swains this carol for a song:
Blest be the hearts that wish my Sovereign well.
Curst be the soul that think her any wrong.
Goddess, allow this aged man his right
To be your bedesman now that was your knight.

2

De tijd heeft zilveren lokken tussen het goud geweven;
O veel te snel, snelheid die nooit bedaart!
Zijn jeugd heeft immer tijd en leeftijd verdreven,
maar tevergeefs: de jeugd verschrompelt doordat hij verjaart.
Schoonheid, kracht en jeugd zijn de verwelkte bloemen van toen;
plicht, geloof en liefde zijn de wortels, en blijvend groen.

Zijn helm krijgt nu als bijenkorf een tweede leven,
liefdessonnetten worden heilige psalmen alom,
de krijgsman moet nu op zijn knieën dienstbaar leven,
zich voeden met gebeden, de aalmoes van de ouderdom.
Hoewel hij vertrok van het hof naar het platteland,
blijft zijn schutspatrones vertrouwen op haar vlekkeloze gezant.

n als hij neerzit in zijn kot, droef en aangedaan,
leert hij zijn jongens om dit lied te zingen:
“Gezegend zij die mijn Koningin ten dienste staan,
vervloekt de ziel die het kwaad haar op wil dringen”
Godin, vergun het recht aan deze oude vrijbuiter,
uw nederige dienaar te zijn, in plaats van uw ruiter.