Am Bodensee
Schwelle die Segel, günstiger Wind!
Trage mein Schiff an das Ufer der Ferne;
Scheiden muß ich, so scheid’ ich gerne,
Schwelle die Segel, günstiger Wind!
Schwelle die Segel, günstiger Wind!
Daß ich den Boden, den heimischen schaue,
Fahre du wohl, Helvetiens Aue,
Schwelle die Segel, günstiger Wind!
Schwelle die Segel, günstiger Wind!
Wenn ich auch hier in Entzücken verweile,
Drüben knüpfen mich liebende Seile,
Schwelle die Segel, günstiger Wind!
Wiederkehrend nach dem Vaterlande
hofft ich deine Lilienhand zu drücken,
trautre Bande
würden uns, so hofft ich, dann beglücken,
Wiederkehrend nach dem Vaterlande.
Wehe mir, du bist vorangegangen
nach viel bessrem Vaterland, o Teure!
Welch verlangen,
dass auch ich bald meinen Nachen steure
nach viel bessrem Vaterland, o Teure!
Op de Bodensee
Bol maar de zeilen, gunstige wind!
Laat vlug mijn schip naar de oever toe varen;
scheiden moet ik, toch scheid ik gaarne,
bol maar de zeilen, gunstige wind!
Bol maar de zeilen, gunstige wind!
Laat mij mijn thuisland vertrouwd zo aanschouwen,
‘k wens je vaarwel, mijn Zwitserse gouwen,
bol maar de zeilen, gunstige wind!
Bol maar de zeilen, gunstige wind!
Ook al verblijf ik dolgraag hier te lande,
daarginder trekken mij dierbare banden,
bol maar de zeilen, gunstige wind!
Door terug te keren naar mijn vaderland
hoopte ik jouw leliehand te vinden,
en een tedere band
zou ons, zo hoopte ik, dan in geluk verbinden,
door terug te keren naar mijn vaderland.
Tot mijn verdriet ben jij reeds voorgegaan
naar een veel beter vaderland, mijn lief!
Hoe verlang ik door te gaan,
ook ik stuur snel mijn scheepje definitief
naar een veel beter vaderland, mijn lief!