What shall I do to show how much I love her?
How many millions of sighs can suffice?
That which wins other hearts, never can move her,
Those common methods of love she’ll despise.
I will love more than man e’er lov’d before me;
Gaze on her all the day, and melt all the night;
‘Till for her own sake, at last she’ll implore me,
To love her less, to preserve our delight.
Since gods themselves could not ever be loving,
Men must have breathing recruits for new joys;
I wish my love could be ever improving,
Though eager love more than sorrow destroys.
In fair Aurelia’s arms leave me expiring,
To be embalm’d by the sweets of her breath;
To the last moment I’ll still be desiring;
Never had hero so glorious a death.
Hoe kan ik haar toch ooit mijn liefde tonen?
Hoeveel miljoenen zuchten zullen volstaan?
Gewoon verleiden zal bij haar niet lonen,
met dat gewone heeft ze afgedaan.
Ik zal haar meer dan wie dan ook beminnen;
staren de hele dag, smelten de hele nacht;
tot ze mij smeekt, omwille van haar zinnen,
om rustig aan te doen, opdat genot ons wacht.
De goden zelfs konden niet onophoudelijk minnen,
’t is dat men na een adempauze meer geniet;
‘k zou willen dat mijn liefd’ aan kracht zou winnen,
schoon gretigheid meer stukmaakt dan verdriet.
Mocht ik mijn einde vinden in Aurelia’s armen,
gebalsemd worden door haar adem zoet;
aan het eind van mijn verlangen haar erbarmen;
nooit had een hoofdpersoon zo’n glorieuze doet.