Chemins qui ne mènent nulle part
entre deux prés,
que l’on dirait avec art
de leur but détournés,
chemins qui souvent n’ont
devant eux rien d’autre en face
que le pur espace
et la saison.
Wegen die nergens heen gaan,
tussen twee alpenweiden,
je zou zeggen: kunstig gedaan
om zo hun doel te vermijden;
die wegen, je kunt er bijna van op aan
dat ze hier alleen zijn neergevlijd
voor de zuivere ruimtelijkheid
en ’t jaargetijde.