Vijf kwatrijnen over het Wallis-gebergte, gedichten van Rainer Maria Rilke, getoonzet door Darius Milhaud
Pays, arrêté à mi-chemin
Pays, arrêté à mi-chemin
entre la terre et les cieux,
aux voies d’eau et d’airain,
doux et dur, jeune et vieux,
comme une offrande levée
vers d’accueillantes mains:
beau pays achevé,
chaud comme le pain!
Land dat halverwege stopt
Land dat halverwege plots
tussen hemel en aarde ophoudt,
met wegen van water en rots,
zacht en hard, jong en oud,
als een offer aangeboden
aan een ontvangende hand,
warm als verse broden:
dat mooie, volmaakte land!
Rose de lumière
Rose de lumière, un mur qui s’effrite -,
mais, sur la pente de la colline,
cette fleur qui, haute, hésite
dans son geste de Proserpine.
Beaucoup d’ombre entre sans doute
dans la sève de cette vigne;
et ce trop de clarté qui trépigne
au-dessus d’elle, trompe la route.
Roos van licht
Roos van licht, een muur verweert,
maar boven, met de glooiing mee
deze bloem die, aarzelend, terugkeert
in de beweging van Persephone.
Veel schaduw valt hier zonder meer
over het sap van deze wijngaard;
verblindend licht roffelt op haar
ranken, verbergt het pad keer op keer.
L’année tourne …
L’année tourne autour du pivot
de la constance paysanne;
la Vierge et Sainte Anne
disent chacune leur mot.
D’autres paroles s’ajoutent
plus anciennes encor, —
elles bénissent toutes,
et de la terre sort
cette verdure soumise
qui, par un long effort,
donne la grappe prise
entre nous et les morts.
Het jaar draait…
Het jaar draait hier nog heel bedaagd
om ’t ritme van het boerenland;
St. Anna en de Moedermaagd
hun voorspraak sterkt de hechte band.
Andere stemmen sluiten aan
met een nog ouder geluid,
zij zegenen heel het bestaan,
en uit de aarde ontspruit
dat groene begin van leven
dat, door alle kracht te geven,
de tros voortbrengt, zo bemind,
die ons met de doden verbindt.
Chemins
Chemins qui ne mènent nulle part
entre deux prés,
que l’on dirait avec art
de leur but détournés,
chemins qui souvent n’ont
devant eux rien d’autre en face
que le pur espace
et la saison.
Wegen
Wegen die nergens heen gaan,
tussen twee alpenweiden,
je zou zeggen: kunstig gedaan
om zo hun doel te vermijden;
die wegen, je kunt er bijna van op aan
dat ze hier alleen zijn neergevlijd
voor de zuivere ruimtelijkheid
en ’t jaargetijde.
Beau papillon …
Beau papillon près du sol,
à l’attentive nature
montrant les enluminures
de son livre de vol.
Un autre se ferme au bord
de la fleur qu’on respire –:
ce n’est pas le moment de lire.
Et tant d’autres encor,
de menus bleus, s’éparpillent,
flottants et voletants,
comme de bleues brindilles
d’une lettre d’amour au vent,
d’une lettre déchirée
qu’on était en train de faire
pendant que la destinataire
hésitait à l’entrée.
Mooie vlinder …
Een mooie vlinder vertoont bij de grond
voor de aandachtige natuur
de verluchte vrije kuur
die in zijn balboekje stond.
Een ander strijkt neer op de rand
van een geurige bloemknop:
je legt je boek aan de kant.
En vele anderen vallen nu op,
kleine blauwtjes zweven verstrooid,
vlinderen fladderend als een kind,
als blauwe snippers in de wind
van een liefdesbrief onvoltooid,
een brief die je snel moest verscheuren
omdat, toen je net zat te schrijven,
de geliefde verscheen aan de deur, en
aarzelde of ze zou blijven.