Dieu, qu’il la fait bon regarder,
La grâcieuse bonne et belle!
Pour les grans biens qui sont en elle,
Chascun est prest de la louer.
Qui se pourroit d’elle lasser?
Toujours sa beaulté renouvelle.
Dieu, qu’il la fait bon regarder,
La grâcieuse bonne et belle.
Par deça, ne delà, la mer
Ne sçay dame ne demoiselle
Qui soit en tous biens parfais telle;
C’est un songe que d’y penser,
Dieu, qu’il la fait bon regarder.
God, wat een feest om haar te zien,
die gracieuze, mooie, prachtige vrouw!
Die eenieder graag bezingen zou,
en haar schoonheid verheerlijken bovendien.
Wie zou moe kunnen worden van het weerzien?
Haar schoonheid is altijd natuurgetrouw.
God wat een feest om haar te zien,
die gracieuze, mooie, prachtige vrouw!
Aan deze kust, noch zo ver als men kan zien
heeft men ooit een dame of een jonge vrouw
in elk opzicht zo volmaakt gezien.
Een droombeeld, maar waarheidsgetrouw:
God, wat een feest om haar te zien!