Deux choeurs

Victor Hugo / Camille Saint-Saëns

Les fleurs et les arbres

Les fleurs et les arbres,
les bronzes, les marbres,
les ors, les emaux,
la mer, les fontaines,
les monts et les plaines
consolent nos maux.

Nature eternelle
tu sembles plus belle
au sein des douleurs!
Et l’art nous domine,
sa flamme illumine
le rire et les pleurs.

De bloemen en de bomen

De bloemen, de bomen,
de zee en de stromen,
veelkleurige gloed,
de bergen en dalen,
de bronzen, opalen
troosten ons gemoed.

Natuur zonder weerga
gij zijt ons nog meer na
als we bedroefd zijn!
Maar kunst onderricht ons,
haar liefde verlicht ons,
bij vreugd en bij pijn.

Calme des nuits

Calme des nuits, fraicheurs des soirs,
Vaste scintillement des mondes,
Grand silence des antres noirs
Vous charmez les âmes profondes.

L’eclat du soleil, la gaité,
Le bruit plaisent aux plus futiles;
Le poète seul est hanté
Par l’amour des choses tranquilles.

Nacht’lijke rust

Nacht’lijke rust, dag in koelte verklonken,
Flonkeringen van het wijdse heelal,
Peilloze stilte van zwarte spelonken
Gij bekoort de diepzinnigen vooral.

Het vuur van de zon, de losbandigheid
En het lawaai zijn voor de geringen;
In eenzaamheid wordt de dichter geleid
Door zijn liefde voor de stille dingen.

Des pas dans l’allée

Maurice Couyba / Camille Saint-Saëns

Des pas dans l’allée

Tombez, souvenirs, tombez feuille à feuille,
Faites un tapis de vos ors défunts.
Les fleurs reviendront pleurer leurs parfums.
Mais reverrons-nous celle qui les cueille? 
Vers quel silence? en quelle allée
S’est-elle en un beau soir allée? 

Dormez, feuilles d’or, parmi l’avenue,
Gardez dans vos plis le pli de ses pas.
Celui-ci plus las inclinait plus bas
Son âme vers moi qui l’ai méconnue.
Vers quel silence? en quelle allée
S’est-elle en un beau soir allée? 

Tombez, souvenirs! glissez feuille à feuille,
Recouvrez ses pas de vos ors défunts.
D’autres fleurs viendront pleurer leurs parfums!
Mais plus ne viendra celle qui les cueille! 
Vers quel silence? en quelle allée
S’est-elle en un beau soir allée?

Stappen op de laan

Val, herinneringen, val neer blad voor blad,
en weef een tapijt van het dode goud.
Het bloembed schenkt weer zijn geur aan het woud.
Maar zien we haar terug die het plukken hervat?
Naar welke stilte? Langs welke laan
is zij op een mooie avond gegaan?

Slaap, bladeren van goud, slaap in deze laan,
bewaar in uw plooien de echo van haar vraag.
Zij boog nog vermoeider, nog dieper omlaag,
met haar hart naar mij toe, die haar niet zag staan.
Naar welke stilte? Langs welke laan
is zij op een mooie avond gegaan?

Val, herinneringen! dwarrel blad voor blad,
dek haar stappen toe met uw dode goud.
Een nieuw bloembed schenkt zijn geur aan het woud!
Maar nooit komt zij meer die ze geplukt had!
Naar welke stilte? Langs welke laan
is zij op een mooie avond gegaan?