Tu mancavi a tormentarmi,
Crudelissima speranza,
E con dolce rimembranza
Vuoi di nuovo avvelenarmi.
Ancor dura
La sventura
D’una fiamma incenerita,
La ferita
Ancora aperta
Par m’avverta
nuove pene.
Dal rumor delle catene
Mai non vedo allontanarmi.
Jij blijft mij eeuwigdurend kwellen,
o jij laag-bij-de-gronds verlangen,
en met de allerzoetste heimwee
vergiftig jij mij telkens weer.
Een vernietigende hartstocht
stort mij steeds weer
in de ellende,
en de wond
die ligt nog open,
waarschuwt me
voor telkens meer pijn.
Van’t geraas van de ketenen
zal ik mij toch niet bevrijden.