Im kühlen Maien

Lustgarten neuer teutscher Gesäng / Hans Leo Hassler

Im kühlen Maien

Im kühlen Maien
tun sich all Ding erfreuen,
die Blümlein auf dem Feld
sich auch erneuen,
singen die Maidlein in ihren Reihen:
willkommen Maien!
Zwei liebe Herzen,
sind voller Freud und Scherzen,
vergessen alles Schmerzen.
Cupido blind,
das gar listige Kind,
gsellt sich dazu
mit seinem Pfeil geschwind.
Venus allwegen
gibt dazu ihren Segen,
auf dass zwei Herz’
sich tun in Lieb bewegen.

Wenn nun dies Leben
tut wohlgefallen eben,
der soll sich ohn Verzug
der Lieb ergeben,
und mit den Maidlein singen in Reihen:
willkommen Maien!

In de frisse maand van mei

In de frisse maand van mei
wordt de hele wereld blij,
de bloempjes in de wei
gaan opnieuw ontluiken,         
de meisjes zingen in hun rei:
welkom fijne maand van mei!
Twee verliefde harten duiken
vol gekheid en heel erg blij,
vergeten het gebakkelei.
Cupido blind,
dat zeer listige kind,
helpt hen daarbij
met zijn pijlen gezwind.
Venus allerwegen
geeft daartoe haar zegen,
opdat twee harten
zich in liefde bewegen.

Ieder die dit leven 
heel graag wil beleven,
moet zonder dralen
de liefde onthalen,
en met de meisjes zingen in de rei:
welkom fijne maand van mei! 

At the round earth’s imagined corners

John Donne / Hubert Parry

At the round earth’s imagin’d corners

At the round earth’s imagin’d corners, blow
Your trumpets, angels, and arise, arise
From death, you numberless infinities
Of souls, and to your scatter’d bodies go;

All whom the flood did, and fire shall o’erthrow,
All whom war, dearth, age, agues, tyrannies,
Despair, law, chance hath slain, and you whose eyes
Shall behold God and never taste death’s woe.

But let them sleep, Lord, and me mourn a space,
For if above all these my sins abound,
‘Tis late to ask abundance of thy grace
When we are there; here on this lowly ground

Teach me how to repent; for that’s as good
As if thou’hadst seal’d my pardon with thy blood.

Blaast de bazuinen

Blaast de bazuinen op de vier verbeelde hoeken
van de ronde aarde, engelen, sta op uit de dood,
gij onmetelijke zielenrij, om in uw nood
uw verstrooide lichamen terug te zoeken;

Allen die verdronken, die door oorlog, ouderdom, gebreken,
tyrannie, armoede, wanhoop, rechtspraak of pech verstreken,
allen die de poel des vuurs zal raken,
en gij die God zullen zien zonder ooit  de doodssmart te smaken.

Laat hen nog slapen Heer, en laat mij nog rouwen,
want als ik een grotere zondaar ben met al mijn gebreken,
ben ik te laat om uw overvloedige genade af te smeken
op de laatste dag. Leer me hier op aarde te berouwen,

want dat is net zo goed
als had gij mij vergeven met uw bloed.

I know my soul hath power

John Davies / Hubert Parry

I know my soul hath power

I know my soul hath power to know all things,
Yet she is blind and ignorant in all:
I know I’m one of Nature’s little kings,
Yet to the least and vilest things am thrall.

I know my life’s a pain and but a span;
I know my sense is mock’d in ev’rything;
And, to conclude, I know myself a Man,
Which is a proud and yet a wretched thing.

Ik weet mijn geest weet alles

Ik weet mijn geest weet alles op den duur,
toch is ze blind en in alles onwetend:
Ik weet mezelf een kleine koning van de natuur,
toch ben ik aan het minste en ellendigste geketend.

Ik weet mijn leven doet pijn en heeft een grens;
en mijn gevoel bedriegt me met het aardse slijk;
Om kort te gaan, ik weet ik ben een mens,
trots en beklagenswaardig tegelijk. 

Intorno all ‘idol mio

Marco Antonio Cesti

Intorno all’idol mio 

Intorno all’idol mio spirate pur, spirate,
Aure, Aure soavi e grate,
E nelle guancie elette
Baciatelo per me,
Cortesi, cortesi aurette!

Al mio ben, che riposa
Su l’ali della quiete,
Grati, grati sogni assistete
E il mio racchiuso ardore
Svelate gli per me,
O larve, o larve d’amore!

Rond mijn aanbedene waai

Rond mijn aanbedene waai, enkel waai,
winden, zachte en lieflijke winden,
en op die uitverkoren wangen
kus hem voor mij,
lieve, lieve briesjes!

Mijn liefste, die rust
op de vleugels van de vredigheid,
breng hem mooie dromen
en laat hem mijn verborgen
vuur gewaarworden,
o geesten, geesten van liefde.

Berlin im Licht

Bertolt Brecht / Kurt Weill

Berlin im Licht

Und zum Spazierengehn
genügt das Sonnenlicht.
Doch um die Stadt Berlin zu sehn,
genügt die Sonne nicht,
das ist kein lauschiges Plätzchen,
das ist ‘ne ziemliche Stadt.
Damit man da alles gut sehen kann,
da braucht man schon einige Watt.
Na wat denn? Na wat denn?
Was ist das für ‘ne Stadt denn?

Komm, mach mal Licht,
damit man sehn kann, ob was da ist,
komm, mach mal Licht,
und rede nun mal nicht.
Komm, mach mal Licht,
dann wollen wir doch auch mal sehen,
ob da ‘ne Sache ist: Berlin im Licht.

Berlijn verlicht

Als je gaat wandelen
volstaat wat zonneschijn.
Maar om de stad Berlijn te zien
moet het iets lichter zijn,
dat is geen vriendelijk dorpje,
dat is een pittige stad.
En zou je daar alles goed willen zien,
dan wil je daar wel wat meer Watt.
Nou wat dan? Nou wat dan?
Wat is dat voor een stad dan?

Kom, geef ons licht,
zodat we kunnen zien wat waar is,
kom, geef ons licht
wees stil en doe je plicht.
Kom, geef ons licht,
dan willen wij toch ook eens kijken,
of dat ons ding wel is: Berlijn verlicht.

Canción china en Europa

Federico Garcia Lorca / Marisa Sannia

Canción china en Europa

A mi ahijada Isabel Clara

Chinees liedje in Europa

Voor mijn peetdochter Isabel Clara

La señorita
del abanico
va por el puente
del fresco río.

Los caballeros
con sus levitas
miran el puente
sin barandillas.

La señorita
del abanico
y los volantes
busca marido.

Los caballeros
están casados
con altas rubias
de idioma blanco.

Los grillos cantan
por el Oeste.

(La señorita
va por lo verde.)

Los grillos cantan
bajo las flores.

(Los caballeros
van por el Norte.)

De jongedame
loopt met haar waaier
stapt naar de brug toe
van ‘t frisse beekje.

De nette heren
mooi in de kleren
peilen het brugje
zonder een leuning.

De jongedame
pronkt met haar waaier
en met haar franjes
speurt naar een trouwman.

De nette heren
zijn al getrouwd met
deftige dames
die keurig praten. 

De krekels tjirpen
nu in het westen.

(De jongedame
stapt door de weide.)

De krekels tjirpen
onder de bloemen.

(De nette heren
zij stappen noordwaarts.)

Lord let me know mine end

Psalm 39 / Hubert Parry

Lord, let me know mine end

Lord, let me know mine end and the number of my days
That I may be certified how long I have to live.
Thou hast made my days as it were a span long;
And mine age is as nothing in respect of Thee,
And verily, ev’ry man living is altogether vanity,
For man walketh in a vain shadow
And disquieteth himself in vain,
He heapeth up riches and cannot tell who shall gather them.
And now, Lord, what is my hope?
Truly my hope is even in Thee.
Deliver me from all mine offencеs
And make me not a rebukе to the foolish.
I became dumb and opened not my mouth
For it was Thy doing.
Take Thy plague away from me,
I am even consumed by means of Thy heavy hand.
When Thou with rebukes does chasten man for sin
Thou makest his beauty to consume away
Like as it were a moth fretting a garment;
Ev’ry man therefore is but vanity.
Hear my pray’r, O Lord
And with Thy ears consider my calling,
Hold not Thy peace at my tears!
For I am a stranger with Thee and a sojourner
As all my fathers were.
O spare me a little, that I may recover my strength before I go hence
And be no more seen.

Heer, laat mij mijn einde kennen

Heer, laat mij mijn einde kennen en het aantal van mijn dagen
opdat ik zeker weet hoe lang ik nog zal leven.
U bepaalt mijn dagen tot een tijdspanne;
wat U betreft is mijn levensduur niets,
en waarlijk, iedere levende mens is volkomen ijdel,
want de mens wandelt in een valse schaduw
en verontrust zichzelf tevergeefs,
hij stapelt rijkdommen op en weet niet wie er mee heen gaat.
En nu, Heer, wat mag ik nog hopen?
Waarlijk mijn hoop is slechts op U.
Bevrijd mij van al mijn zonden
en maak mij niet tot spot van de dwazen.
Ik zweeg en opende mijn mond niet meer
want het was Uw werk.
Neem Uw plaag van mij weg,
want ik word verteerd door Uw zware hand.
Als u de mens kastijdt en straft voor zijn zonden
Laat u zijn pracht wegvreten
zoals een mot een kledingstuk invreet;
ieder mens is daarom slechts ijdelheid.
Hoor mijn gebed, O Heer
en versta met Uw oren mijn roepen,
blijf niet onbewogen bij mijn tranen!
Want ik ben een vreemdeling bij U en een voorbijganger
zoals al mijn voorvaderen.
O ontzie mij enigszins, dat ik mijn kracht hervind eer ik heenga
en niet meer gezien zal worden.

There is an old belief

John Gibson Lockhart / Hubert Parry

There is an old belief

There is an old belief,
That on some solemn shore,
Beyond the sphere of grief
Dear friends shall meet once more.
Beyond the sphere of Time and Sin
And Fate’s control,
Serene in changeless prime
Of body and of soul.
That creed I fain would keep
That hope I’ll ne’er forgo,
Eternal be the sleep,
If not to waken so.

Er bestaat een oud vertrouwen

Er bestaat een oud vertrouwen
dat goede vrinden,
ver voorbij het gebied van rouwen
elkaar opnieuw terug zullen vinden.
Voorbij de sfeer van Zonde en Tijd
waar het Noodlot wordt gevreesd,
sereen in onveranderlijke volmaaktheid
van het lichaam en van de geest.
Dat credo wil ik graag bewaren,
die hoop zal ik nooit laten varen,
moge ik eeuwig in slaap geraken,
als ik daar niet kan ontwaken.

Ich bin der Welt abhanden gekommen

Friedrich Rückert / Gustav Mahler

Eén van de vijf Rückert-Lieder van Gustav Mahler (1860-1911), getoonzet op gedichten van de Duitse dichter Friedrich Rückert (1788-1866).

Ich bin der Welt abhanden gekommen

Ich bin der Welt abhanden gekommen,
Mit der ich sonst viele Zeit verdorben,
Sie hat so lange nichts von mir vernommen,
Sie mag wohl glauben, ich sei gestorben!

Es ist mir auch gar nichts daran gelegen,
Ob sie mich für gestorben hält,
Ich kann auch gar nichts sagen dagegen,
Denn wirklich bin ich gestorben der Welt.

Ich bin gestorben dem Weltgetümmel,
Und ruh’ in einem stillen Gebiet!
Ich leb’ allein in meinem Himmel,
In meinem Lieben, in meinem Lied!

Voor de wereld ben ik voorgoed verloren

Voor de wereld ben ik voorgoed verloren,
waarmee ik vroeger zoveel tijd verdeed.
Ik heb al zo lang niets meer laten horen,
ze kan wel denken dat ik overleed!

Het kan mij dan ook helemaal niets schelen,
dat ze mij voor overleden houdt.
Ik kan daarover ook niets anders mededelen,
want echt, voor deze wereld ben ik koud.

Ik ben dood voor werelds gewemel
en rust nu in een stil gebied!
Ik leef alleen in mijn hemel,
in mijn liefde, in mijn lied!

Lay a garland

Beaumont / Fletcher (Pearsall)

Lay a garland” is een populair Engels gedicht uit het toneelstuk The Maid’s Tragedy (Acte II, scene I), geschreven door Francis Beaumont en John Fletcher in 1608-1611. Het lied wordt gezongen door Aspasia als haar verloofde door de koning gedwongen wordt in een verstandshuwelijk. Zij pleegt zelfmoord. De originele tekst is aldus:

Lay a garland

Lay a garland on my hearse
of the dismal yew.
Maidens, willow branches wear,
say I died true.
My love was false, but I was firm
from my hour of birth.
Upon my buried body lie
lightly, gentle earth.

Leg een krans

Leg een krans van de armzalige taxus
op mijn lijkkoets.
Meisjes, draag wilgentakken,
zeg dat ik trouw gestorven ben.
Mijn lief was ontrouw, maar ik hield stand
vanaf het uur van mijn geboorte.
Lig zacht op mijn begraven lichaam,
milde aarde!

Het lied is als madrigaal beroemd geworden door de achtstemmige setting van Robert Lucas Pearsall op 4 juni 1840. Alleen heeft Pearsall de tekst aangepast, hij heeft onder andere de eerste persoon in de derde persoon veranderd.

Lay a garland on her hearse
of dismal yew.
Maidens, willow branches wear,
say she died true.
Her love was false, but she was firm.
Upon her buried body lie
lightly, thou gentle earth.

Leg een krans van armzalige taxus
op haar lijkkoets.
Meisjes, draag wilgentakken,
zeg dat ze trouw gestorven is.
Haar lief was ontrouw, maar zij hield stand.
Lig zacht op haar begraven lichaam,
milde aarde!